Een kort moment van verwarring bij het betreden van de zaal: ‘Moet ik me door dit dennenbos een weg banen?’ De speelvloer van de lunchvoorstelling Duif staat namelijk vol kerstbomen, wat het voor het publiek lastig maakt om de tribune te bereiken. Daar aangekomen volgt er nog een uitdaging: het beklimmen van de hoge treden van de steile tribune. Gelukkig wordt de lastige entree niet in de voorstelling weerspiegeld. Duif is een prettig lichte, soepele en ontroerende voorstelling over intieme levenszaken.

Duif, zo heet het meisje, is tijdens een verblijf in Afrika ziek geworden en komt nu terug bij haar vader Arthur. Hij wil haar verrassen en verstopt zich achter de bank. Het gedol en gestoei tussen vader en dochter (hij is ouder maar speelser dan zij) is aandoenlijk en pijnlijk: twee mensen die van elkaar houden maar alleen via omwegen kunnen communiceren. Duif blijkt aan dezelfde ziekte te lijden als haar moeder ooit en heeft nu besloten in haar eentje te gaan sterven – zoals haar moeder dat ook deed. Daarvoor heeft ze haar geliefde achtergelaten in Afrika. Niet dat ze dit aan haar vader vertelt, die wil haar immers alleen maar aardbeien en frambozenvla voeren en haar verjaardag vieren. Er is echter (gelukkig) nog een vrouw in het spel, de kloeke en sensitieve werkster Magda. Dat haar relatie met Arthur al lang het platonische ontstijgt, is vanaf het eerste moment overduidelijk. Ze blijkt echter ook de motor te zijn voor verdieping in de relatie tussen vader en dochter.

Het is geen ingewikkeld verhaal dat schrijfsters Evianne Lamme en Dagmar Slagmolen (die tevens het meisje Duif speelt) hebben geconstrueerd, maar wel een emotioneel geladen verhaal. Het gevaar van melodrama ligt op de loer: familierelaties, ziekte, dood, verloren liefde… Maar de subtiele tekst biedt daar geen ruimte voor, vooral door de inzet van een bijzondere lichte en gelaagde humor. ‘Sinds wanneer heb jij een hulp?’ vraagt Duif haar vader bij haar eerste kennismaking met de onbekende vrouw. Waarop Magda antwoordt: ‘Ja, Arthur, sinds wanneer ben ik jouw hulp?’

Dit soort taalsubtiliteiten komt natuurlijk alleen tot zijn recht met goede acteurs en een goede regisseur en ook daarmee zit het goed in Duif. Vooral Wil van der Meer verrast als de goedbedoelende maar onmachtige vader. Regisseur Merel de Groot (tevens verantwoordelijk voor de vormgeving) omzeilt zelf de kleinste overgebleven ruimte voor melodrama door zeer onalledaags illustratief te werken. Is Duif duizelig dan zweeft ze als een vogel door de lucht op haar vaders’ schouders. Moet ze kotsen dan wordt er elders een pot frieten omgekeerd. En mag Magda iets niet horen, dan wordt haar hoofd gewoon even afgedekt met een hemd. Sommige scènes zijn wellicht iets te lang of borduren te veel voort op grappige vondsten. Maar het ongebruikelijke beeldende talent van De Groot maakt van dit kleine familiedrama een opmerkelijke en ontroerende voorstelling.