In Dubbelgangers zet regisseur Ada Ozdogan een sterk gestileerde speelstijl in om een verhaal over identiteit en emancipatie te vertellen. Het resultaat is fenomenaal: een wonderlijk mengsel van kitsch en authenticiteit waarbij het venijn in de staart zit.

Een vrouw die luistert naar de naam Judith (Judith van den Berg) kijkt uit over de zee. Ze is ontsnapt aan het feestgedruis van de verjaardag van haar man (David van Uuden), een gevierd schrijver met wie ze al drie jaar aan de kust woont. Als hij poolshoogte komt nemen, vertelt de vrouw hem dat ze bij hem weg gaat. Een duidelijke reden heeft ze niet, ze lijkt te worden gedreven door een onduidbaar verlangen om te vertrekken, dat niet door de wanhopige tegenwerpingen van de man kan worden gestild.

Auteur Eva Jansen Manenschijn vangt dit eenvoudige verhaal in poëtische teksten die zwanger zijn van romantiek en melancholie, en regisseur Ada Ozdogan laat haar spelers het melodrama volledig omarmen. De extreem gestileerde speelstijl doet denken aan een oude Hollywoodfilm; Van den Berg en Van Uuden voorzien hun tekstbehandeling van de opzichtige allure van acteurs als Humphrey Bogart en Ingrid Bergman en verplaatsen zich door de ruimte alsof ze zich van pose naar pose bewegen. De intelligente soundscape van Marijn Brussaard doet de rest: dramatische vioolmuziek die constant op de achtergrond aanwezig is en bij de emotionele uitbarstingen steeds hetzelfde crescendo bereikt.

Het absurdisme dat Ozdogan in Dubbelgangers hanteert voelt gelaagder en ongrijpbaarder aan dan de stijl van haar vorige voorstelling, de Erdogan-satire De rode klauw. Nog altijd wordt er door het publiek veel gelachen, maar de vormkeuze in Dubbelgangers voelde voor mij minder als parodie, en meer als een existentiële kooi waarin de personages zichzelf gevangen houden. Tegelijkertijd wérkt de Hollywoodromantiek ook gewoon: op een vreemde manier kruipt het consequent volgehouden melodrama onder je huid, hoe dik het ook wordt aangezet.

Een van de hoogtepunten van de voorstelling is een laatste dansduet van de hoofdpersonages op de muziek van, godbetert, George Michaels ultieme tranentrekker Careless whisper. Misschien is het de nostalgische ernst waarmee de spelers hun danspassen zetten, de tijdelijke herbeleving van een liefde die voorbij is, maar de scène is ondanks (of misschien wel dankzij) de kitscherige vorm van een zeldzame schoonheid.

Dubbelgangers blijkt naarmate de voorstelling vordert echter nog meer in haar mars te hebben. Steeds meer blijkt de strakke vorm een product van de fantasie van de man te zijn. De vrouw is door hem in een rol geperst die eigenlijk niet de hare is, en zij ontworstelt zich steeds meer van zijn idee van liefde, schoonheid en goede smaak. De tekstbehandeling van Van den Berg verandert subtiel, wordt meer naturel, en ook haar fysieke spel verliest zijn kunstmatigheid. Van Uuden blijft echter strak in het gelid – in theorie blijft hij met de vrouw in gesprek, maar uit zijn handelen blijkt dat zijn liefde uiteindelijk narcistisch is, een masker van genegenheid dat het egocentrisme eronder verbergt. In het verpletterende einde slaat de vrouw, eindelijk vrij, van een afstand gade hoe de man een ander (een mooie, kwetsbare rol van Nadia Babke) haar naam geeft.

De razend intelligente regie geeft de tekst in Dubbelgangers vleugels. Ada Ozdogan zet met haar riskante stijlkeuze een eindeloos boeiend schouwspel over de male gaze, identiteit, vrijheid, romantiek en liefde neer.

Foto: Jean van Lingen