Tien pas afgestudeerde jonge acteurs van Stichting Moskou zetten enthousiast hun schouders onder Drie zusters, een toneelstuk op drie achtereenvolgende locaties. Op de derde plek komen de losse eindjes samen en kunnen ze pas echt laten zien wat ze in hun mars hebben.

Het begint in een grote, weidse duinpan in de avondzon. Er is een feestje ter ere van de achttiende verjaardag van de jongste zuster Irina. De groep jonge acteurs zingt, roept, toost, drinkt, filosofeert en elk personage zoekt naar waar zijn geluk ligt. Ligt het in Moskou, waar Irina met haar twee zussen heen wil? Om hun teksten niet te laten verwaaien onder de wijde hemel, moeten de acteurs bijna schreeuwen. Regisseurs Hans Man in ’t Veld en Klemens Patijn laten ze de duintoppen op en af lopen en door het mulle zand van de ene kant helemaal naar de naar de andere kant rennen. Het wil maar geen feestje worden, noch voor de personages, noch voor het publiek, noch voor de acteurs die er hard aan moeten trekken.

Op weg naar de volgende locatie gebeurt er iets opmerkelijks: langs het duinpad staan de acteurs, op nog geen meter van de voorbijgaande toeschouwers. Nu zie je hun gezichten, hun blikken, hun verwaaide haar. Ze zijn jong, enthousiast en nog vol goede moed voor het leven.

De volgende plek is een veldje achter de duinen. Ook hier is een breed speelveld. Zo breed dat wat aan de ene kant gebeurt, geen weet heeft van wat er verderop aan de andere kant gebeurt. Het verhaal ontrolt zich verder. We zien Masja, de middelste dochter, een rol van Eline van Gils, verlegen stuntelend met een kolonel uit het leger, een van de spaarzame interessante mannen in de omgeving. Beiden zijn ongelukkig getrouwd en beiden hopen dat met een nieuwe liaison gemiste kansen ooit weer goed kunnen worden gemaakt. Ook op dit veld komen de vele losse eindjes van het verhaal voorbij, doorspekt met kalenderwijsheden, maar soms ook met de prachtige persoonlijke ontboezemingen die Anton Tsjechov zijn personages in de mond legt.

Op de laatste locatie komt het allemaal samen. Het is een ronde, bijna gesloten galerij, waar vroeger de stadse bleekneusjes in de gezonde zeelucht werden gezet, met in het midden een ruimte in de open lucht. Deze omheinde ruimte geeft eindelijk de intimiteit die de voorstelling nodig heeft en die de acteurs doet schitteren. Hier verwaaien hun teksten niet, hier zit het publiek de spelers soms bijna op hun huid en hier zien we het drama van het verlaten van het verlangen naar geluk zich voltrekken.

Vooral de scène waarop de drie zusters vooraan naast elkaar op een bankje zitten grijpt je naar de keel. De moederlijke wil om goed te doen van de oudste, Olja, de schooljuffrouw met een perfect opgestoken kapsel, blijkt ontoereikend. Anna Keuning speelt haar als een vrouw die telkens dapper van aanpakken weet, maar dan uiteindelijk haar tranen niet meer kan inhouden. Ook Masja, de middelste, met het prachtige losse haar, ziet haar laatste kans op een echte man verdwijnen en ziet zich voor de rest van haar leven opgescheept zitten met haar saaie man Koelygin, een prachtige rol van Huib Cluistra.

En dan Irina, de jongste, een rol van Sophie Höppener. Nul komma niets van haar dromen komt uit. En als ze zich dan uiteindelijk neerlegt bij het trouwen met de minst slechte optie, is haar zelfs dat niet gegund. Onmogelijk om niet met haar mee te voelen. Het verdriet en de frustratie van elk van de zusters vinden een uitweg in radeloze blikken, in zelfbeklag dat niet langer onderhuids te houden is en in bijna spastische bewegingen en uitbarstingen, tegen het randje van hysterie aan. En soms daar zelfs even overheen. Prachtig gespeeld.

Theater buiten in de duinen (zee vlakbij, zomerhemel, zand, de alom aanwezige natuur) heeft de voorstelling met veel Oerol-producties gemeen. Niet altijd is een duinpan geschikt voor ieder (deel van een) stuk. Maar er is het prachtige slotbeeld: de drie zusters kijken, sadder but wiser, door hun tranen naar de ondergaande zon. Voor een echte ondergaande zon, heb je weer wel locatietheater nodig.

Foto: Sebastiaan Frowijn