Pas op. Je kan alles nog wel altijd zo perfect doen – biologisch, gefilterd, zelfopwekkend, noem het maar op – je hoeft je maar één keer te verslapen om je leven te missen. En dan kom je thuis en zie je je aanstaande (want je bent zo iemand die ‘een aanstaande’ heeft) met een andere vrouw in de eethoek. Hij hangt slingers op, zij versiert een taart, en jij glijdt genadeloos af in de drek van het bestaan.

Op de speelvloer staat een oude, afgeragde telefooncel in het zand. Een licht hysterische, irritant keurig intonerende vrouw hangt aan de hoorn. Ongevraagd vertelt ze over een met geheimzinnigheid omgeven document waar ze mee bezig is, getiteld ‘Alles over alles’. Haar perfecte leven, dat zich vooral manifesteert in glorende materialistische welvaart, stort ineen en als teloorgang eenmaal is ingezet, is er geen houden meer aan.

Sinds 2017 behoort toneelschrijver en theatermaker Maja Westerveld tot de artistieke kern van Abattoir Fermé. Afgaande op deze voorstelling, haar eerste solo, lijkt het een goede match. Westerveld heeft een bizar-apocalyptisch idioom dat naadloos aansluit bij de signatuur van het gezelschap, en door eigentijdse, absurde wendingen tegelijk heel eigenzinnig blijft. Het vale toneelbeeld, de witte schmink, kleverige wijn en haar bebloede gezicht zijn weer onmiskenbaar Abattoir Fermé.

Hoe diep kun je eigenlijk zinken, lijkt ze zich oprecht afgevraagd te hebben. Westerveld maakt met deze voorstelling korte metten met perfectie. Van een eigen woning en een burgerlijk bestaan, glijdt het personage af naar een drie maanden durende overnachting in de IKEA. Maar dat was Westerveld bij lange na niet diep genoeg. Een dakloos bestaan onder een blauwe tas dan. Of, nog erger: een vakantie naar Melbourne met georganiseerde bustripjes.

Zo pelt deze monoloog langzaam alle laagjes van beschaving en zelfrespect af. De naamloze vrouw ontmoet haar ware aard (dat blijkt een grote, joviale Rotterdammer – zul je net zien). Delirant en dronken gaat ze voorbij aan het einde van de wereld en klautert zich als een ware Sisyphus met haar telefooncel op tegen alle zinloosheid. Ondertussen voltrekt zich, getrouw dat raadselachtige document waar ze aan schrijft, de hele ontstaansgeschiedenis van de aarde, de dieren en de mens, voorbij het heden, tot aan het einde van alles.

De monoloog Drek is een surrealistische nachtmerrie – een komisch en dystopisch relaas waarvan de anekdote zich, zoals het een lekkere nachtmerrie betaamt, maar moeilijk laat terughalen maar waarvan het onderbuikgevoel nog lang blijft nadreunen.

Koortsachtig probeert dit personage grip te krijgen op dat wat geen houvast biedt. Ze klauwt zich vast aan haar overlevingsdrang. Die volharding is treurig en veelzeggend. En heel mooi.

Foto: Stef Lernous