Lucas Vandervost gaat met zijn gezelschap De Tijd verder met zijn pogingen de wereld te begrijpen, ook al weet hij dat het niet gaat lukken. Na voorstellingen over de filosofen Wittgenstein en Adorno, kruipt hij nu in het hoofd van een ‘gewone’ man. Freek Vielen schreef een sterke tekst die de zorgvuldige behandeling kreeg waar Vandervost patent op heeft.

‘Nooit had de westerse mens het zo goed, nooit voelde hij zich zo slecht,’ zegt De Tijd in de toelichting. De mens wordt niet gelukkiger van zijn steeds grotere kennis van de wereld, die is een te grote aanslag op zijn incasseringsvermogen. De ‘oude mop’ aan het begin van de voorstelling vat het mooi samen. Een droeve en angstige clown, een succesvolle yup en een vrouw met een fatale spierziekte komen bij de dokter. Geen van allen zijn ze gelukkig en allemaal krijgen ze homeopathische slaaptabletten. Meer kan de dokter niet doen. Voor zichzelf schenkt hij steeds maar een borrel in.

De tijd zuigt de mens leeg. Vandaar de titel Dracula, waar voor de zekerheid ‘niet van Bram Stoker’ bij is vermeld. Het tegengif tegen tegenslag en wereldleed is de liefde, maar ook die is niet tot alles in staat. Het blijft een gevecht. Dracula speelt in het hoofd van een man, de laatste vijf minuten voordat hij wakker wordt uit een onrustige slaap. Zijn geschiedenis, of zijn interpretatie daarvan, maalt door zijn hoofd. ‘Wat hij ziet en hoort in zijn droom hoeft niet waar te zijn, maar is desondanks pijnlijke realiteit.’ De personages heten ‘een beeld van een dochter’, ‘een droom van een vrouw’, ‘een liedje in het hoofd’, ‘de nakende ochtend’, ‘het wakkere weten’, ‘het doodsverlangen’, en worden begeleid door ‘de hartslag’ (cellist Harald Austbø). Ze wisselen elkaar af, vaak in monologen. ‘Het hoofd van een man’ heeft het laatste woord.

Dracula zit vol droomachtige associaties, maar biedt ook informatie over het leven van de man. Zijn dochter is overleden – niet aan haar anorexia, maar in de dode hoek van een vrachtwagen. Vader en moeder, die elkaar vroeger in ontroering vonden, groeiden uit elkaar doordat ze niet samen konden rouwen. Als de liefde niet in staat is om je uit het moeras te trekken, wat dan wel? Kunst helpt, bijvoorbeeld uit de Bijbel. De fragmenten die de man kiest gaan over de zondeval (Genesis), schoonheid en liefde (Hooglied) en het ‘alles heeft zijn tijd’ van Prediker. Kwaad, goed en realistische beschouwing, de hoeken van ons bestaan. Ze staan naast elkaar en wisselen elkaar af, zoals ontroering, troost en doodsverlangen dat ook doen.

Freek Vielen schreef een rijke tekst die mooi balanceert tussen abstractie (gepieker en gefilosofeer) en concreetheid (hoe slacht je een kwartel). Hij is nog geen dertig jaar oud, maar roept heel beeldend een veel langer geleefd leven op, met alle gemiste kansen, vragen, herinneringen, twijfel en weemoed die daarbij horen. Heerlijk materiaal voor de gelouterde en zeer talige acteurs Lucas Vandervost, Bien De Moor en Wim Danckaert, en hun jonge collega’s Cootje Veelenturf, Suzanne Grootenhuis, Michael Vergauwen  en de mooi zingende Tanya Zabarylo. Ze hebben stuk voor stuk een voorbeeldige tekstbehandeling – helder en licht, ondanks de zware onderwerpen die voorbijkomen. Dat tilt de voorstelling stilistisch naar een hoog gemeenschappelijk niveau dat het aannemelijk maakt dat alle uitgesproken taal zijn oorsprong heeft in het hoofd van de man.

Vandervost, die de voorstelling ook regisseerde, heeft de generaties spelers samengebracht in een prachtig team. Dracula is een zeer esthetische voorstelling van taal in een decor van zwarte zuilen, met marges ertussen waaruit de herinneringen tevoorschijn kunnen komen. Literair theater waarvan we blij mogen zijn dat het er is. Dat het er nog is.

Foto: Willy Wtterwulghe