Met een vr-bril op mijn hoofd strompel ik door een vr-wereld. Ik zie de omgeving die ik net nog echt zag, maar dan blurred, vager en anders gekleurd. Voor mijn ogen zie ik gestileerde handen verschijnen – van wie? Bij wie horen zij? Ook zie ik skelet-achtige weergaven van handen en armen. Als ik mijn handen beweeg, bewegen die skeletten mee. Representeren die mijn handen dan?

Dovenland van Chantalla Pleiter beleefde zijn première tijdens het festival Explore the North in Leeuwarden. Pleiter, wonend en werkend in Groningen, maakt al jaren voorstellingen met behulp van virtual reality. Zelf heeft zij geen dove vrienden of familieleden. Via haar werk kwam zij in contact met de Groningse dovengemeenschap, en dat dreef haar tot wat uiteindelijk deze voorstelling werd.

Lost voices, het thema van Explore the North editie 2024, is natuurlijk bij uitstek van toepassing op doven – vooral als zij al vanaf hun geboorte met dit gebrek kampen. Zij horen anderen niet, én kunnen zelf niet spreken. De laatste editie van het Leeuwardse theaterfestival PAFFF presenteerde in mei van dit jaar Ultima Esperanza, een work in progress van het Chileense makersduo Cuerpo Sur met de bijna blinde Hilda Snippe, in Leeuwarden een bekende activiste voor de rechten van slechtzienden. Ultima Esperanza toonde hoe het is om blind te zijn in een wereld die is georganiseerd door en voor mensen die goed kunnen zien.

Chantalla Pleiter heeft precies diezelfde inzet: horenden laten voelen hoe dat is, om als dove te moeten dealen met een wereld waarin horenden domineren. Maar zij gebruikt totaal andere middelen dan Cuerpo Sur. Samen met Jan Klug, verantwoordelijk voor de technologie in Dovenland, bouwde zij in de overdekte binnenplaats van het Natuurmuseum Fryslân een soort piste, die wel iets weg heeft van de straatversie van een bordspel als Risk of Monopoly. Per speelbeurt van een kwartier kunnen maximaal vijf deelnemers meedoen.

Dit publiek neemt eerst plaats op stoeltjes aan de rand van de piste, waar zij tekst en uitleg krijgen van dove vrijwilligers, die spreken in gebarentaal, vertaald door een doventolk. Daarna krijgen de deelnemers een omvangrijke vr-helm opgezet, en worden zij de piste binnengeleid. Eenmaal binnen de lijnen zien wij een soort bubbels opdoemen. Als we zo’n bubbel binnenlopen, begint daar een tafereel te spelen, een typische scène of situatie uit het dagelijks leven van een dove.

Zo zien we Fabian, een jongen die doof is geboren, en die probeert om ons wat gebarentaal te leren. Maar behalve hem schotelt de vr-helm ons ook handen voor die in de lucht hangen, en die skelethandjes. Deze recensent raakte meteen overvoerd door de overdaad aan prikkels, en daardoor ook verlamd. Hij wist niet meer waar hij moest kijken, waarop hij zich moest concentreren, laat staan dat hij nog enige mentale ruimte over had om de aanwijzingen van Fabian op te volgen.

Waarom, zo vroeg ik mij het gehele kwartier af, krijg ik in ‘dovenland’, waar geluid het issue is, zoveel visuele prikkels te verduren? Pas tijdens het nagesprek met onze dove begeleiders drong eindelijk tot mij door dat dat nu juist precies het punt is dat Pleiter wil maken. Doven horen niks, en dus moeten hun ogen permanent overwerken. Zij kijken heel intens naar hun medemens, omdat zij alleen maar kunnen zien wat die in de zin heeft, of wil zeggen. Zij letten daarbij vooral op de handen.

Nog in Pleiters piste zien en horen wij – wij wel – al wat oudere geboortig-dove Groningse mannen en vrouwen gezeten aan een ronde tafel in gebarentaal met ondersteuning door een tolk vertellen over hun schooltijd, in de jaren vijftig van de 20ste eeuw. ‘Daar was ik nummer 33’, zegt een van hen. Scholen gaven hun dove leerlingen in die tijd een nummer, zij gebruikten niet hun naam.

Gebarentaal was tot 1981 verboden in het Nederlandse onderwijs voor doven. Dat was een gevolg van een besluit een eeuw eerder, op een internationaal congres van dovenonderwijzers in Milaan in 1880. Daar kozen de congresgangers voor de ‘orale methode’. Dovenonderwijzers moesten spreken, en doven moesten leren liplezen. Met de beste pedagogische bedoelingen formaliseerde het Milanese congres een fundamenteel ongelijke verhouding: doven hadden zich te voegen naar de sprekenden. De congresgangers gingen voorbij aan de vraag hoe doven met elkaar moesten communiceren.

En dat terwijl Nederland een voorloper was geweest in de introductie van gebarentaal. In 1790 stichtte de Waalse predikant Henri Arnold Guyot de eerste Nederlandse dovenschool – in Groningen. Zijn inspirator was de abt Charles Michel de l’Epée, die in Parijs een dovenschool had gesticht waar gebarentaal werd gebruikt en onderwezen. Guyots school werd een gangmaker, die in Nederland heel wat navolgers kreeg. Maar vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd gebarentaal taboe, ook op de school van Guyot.

Nederlandse Gebarentaal ofwel NGT werd pas op 1 juli 2021 een officiële taal volgens de Nederlandse wet, gelijkwaardig aan het ‘gewone’ Nederlands. Dat is een tragische geschiedenis, die mij geheel onbekend was, net als bijna alle horenden, zo vermoed ik. Chantalla Pleiter doet die bijna terloops uit de doeken, in de marge van haar demonstratie voor horenden wat hun dove medemensen dagelijks moeten ondergaan.

Al met al is Dovenland een indrukwekkende ervaring, die eigenlijk iedere horende een keer zou moeten delen.

Foto’s: Niels Knelis