Het duizelt helemaal, bij het verlaten van Café IK op de Parade. Maar wat hebben we nu precies gezien? Een man in soldatenpak met een oorlogstrauma, voor een flipover waar in grote letters ‘Srebrenica’ op staat geschreven. Wie denkt dat er op de Parade uitsluitend in makkelijk vermaak wordt voorzien, komt bedrogen uit.

Acteur Yorick Zwart en schrijver Rutger Kroon hadden het plan opgevat om met deze monoloog op zoek te gaan naar de humor in de tragiek van de val van Srebrenica. Een ambitieus plan, dat op de Parade helaas nog niet uit de verf komt. Misschien vraagt het ook een andere kijkconcentratie van het publiek, in ieder geval vraagt het sowieso een heldere focus. Daaraan ontbreekt het nu volledig.

Don’t Shoot the Pianoplayer gaat over Nico, een oud-soldaat die onder Dutchbat-commandant Karremans in Srebrenica was, toen de stad tweeëntwintig jaar geleden werd ingenomen door de Bosnisch-Servische troepen van Ratko Mladić.

Het lijkt alsof de makers materiaal voor een voorstelling van een uur in een half uur hebben geprobeerd te stoppen. Zwart dendert in deze monoloog voortdurend door. Hij wordt daarbij zo nu en dan kort onderbroken door de prachtige zang van Catalijne Janssen (die een zeer welkome afwisseling in de taalwaterval is, en een groter aandeel verdient), maar nooit voor lang.

Nico wilde acteur worden, maar werd soldaat, dat is het persoonlijk lijntje dat ik er met moeite uit destilleerde. Die psychologie is gelardeerd met expliciete oorlogsgeschiedenis en herinneringen, die echter nergens in dienst staan van zijn ontwikkeling als personage. Zwart – met zijn sympathieke kop maar steeds vervaarlijk opgefokt – is daardoor per saldo oninteressant om te volgen.

Wat de makers met Don’t Shoot the Pianoplayer willen najagen is complexe materie. Dat vraagt om een duidelijkere opbouw en een helder hier en nu – daaraan ontbreekt het nu volledig. Wie is deze man en waarom kijken wij naar hem? De interessante gedachtengangen en thematieken van Zwart en Kroon – de abstrahering van oorlog door de jaren heen, de noodzaak van humor in tragiek – verdienen een zorgvuldigere uitwerking. Ook mist de tekst dynamiek: als het personage spreekt, is hij niet te stoppen. Daardoor is het moeilijk sympathiseren.

De sterkste momenten zijn die waarop het personage zich, met al zijn bagage, concreet verhoudt tot de wereld van nu. Bijvoorbeeld als hij zijn buren veracht, die onder het mom van ‘ik zeg het maar gewoon eerlijk’ zichzelf alle gradaties van onbeschoftheid permitteren. Omdat de tekst dan eventjes resoneert met de realiteit van het publiek, en laat zien wat het effect van zo’n oorlogstrauma op het leven nu is.

Foto: Neeltje de Vries