In Don’t recognize me stript de Duitse choreografe Hanna Hegenscheidt het Hollywood filmdrama Imitation of life uit 1959 tot op het bot. In een droge, maar uiterst precieze exercitie deconstrueert ze de film en analyseert ze de begrippen film en theater. Vraag is nog wel of dat onderzoek ook spannend theater oplevert.

In een kaal wit vertrek trekt een vrouw met toneeltape een lange zwarte streep vlak voor de eerste rij van de publiekstribune. Dan neemt ze een positie in de ruimte in, staat ze een beetje weifelend op haar benen en herhaalt ze voortdurend een zin, terwijl haar handen een vage beweging inzetten: ‘David David, she can’t do it, David. I guarentee it. She is just a little nervous.’ Een tweede, Aziatische, jonge vrouw komt op, ze bootst kookhandelingen na, terwijl we keukengeluiden horen via de geluidsband. Daarna verschijnt ook een man en nog een derde vrouw. De laatste is duidelijk van betere komaf gezien haar kleding en haar houding.

De Duitse Hanna Hegenscheidt uit Berlijn rondde onlangs haar master choreografie af aan de Theaterschool Amsterdam. Komende week staat haar voorstelling Don’t recognize me, die vorig jaar maart in première ging in de Uferstudio’s in Berlijn, in het performance festival Something Raw in Frascati en de Brakke Grond. Hegenscheidt deconstrueert en legt de film van Douglas, die bol staat van clichés rondom ras, klasse en gender, op de snijplank. Elementen uit de film, zoals karakterrollen, woorden, gebaren, geluiden, muziek en zelfs een enkele lach en een snik, gaan met elkaar aan de haal.

Heel precies reorganiseert Hegenscheidt de details aan de hand van een aantal scènes uit de film. Teksten, blikken en bewegingen worden herhaald en getransformeerd. De deconstructie van elementen creëert nieuwe betekenis en er ontstaan nieuwe gefragmenteerde verhaallijnen. Hegenscheidts onderzoek is gedisciplineerd. Sporadisch krijgt de humor ruimte, bijvoorbeeld als de rollen wisselen en een klopje op de deur geen geluid is maar een zin. De rol van hoofdpersonage Lora – een vrouw die maar niet wil doorbreken als actrice – wordt door alle vier de spelers gespeeld. Op een gegeven moment staan alle spelers dan ook met een script in de handen, een van die concrete momenten dat de bewerking een verband legt tussen film en theater.

Alles draait om timing en de vier geoefende spelers (of dansers) hebben de vorm, die veel concentratie vergt, goed onder de knie. Ook als later in het stuk de lippen zonder geluid bewegen of er unisono wordt gesproken. Met tape worden ruimten gesuggereerd, Hegenscheidts strategie heeft soms iets weg van van Von Triers film Dogville. Maar dramatisch wordt het nergens. Dat maakt het onderzoek weliswaar zuiver maar ook erg formeel. Spannend theater levert dat nog niet op, met afstand blijven we kijken. In die zin ontstijgt Don’t recognize me het onderzoek nog te weinig.