In Donny Ronny Danst zoekt professioneel ontregelaar Gover Meit de grenzen van de dans op, in een voorstelling die eigenlijk alleen maar werkt op meta-niveau.

‘Nog nooit in onze geschiedenis heeft een cabaretier zich eraan gewaagd om in zijn eentje een dansvoorstelling te maken. En dat is precies waarom dat nu wel gebeurt.’ Aldus de promotietekst voor Donny Ronny Danst.

Ik ben niet voldoende thuis in de Nederlandse cabarethistorie om de feitelijke juistheid van die bewering te staven. Wel is het een feit dat Gover Meit, voorheen bekend als Stefano Keizers en tegenwoordig opererend onder de artiestennaam Donny Ronny, in zijn eentje een dansvoorstelling heeft gemaakt. Als je de meest minimale definities van de begrippen dans en dansvoorstelling hanteert kun je daar niet om heen: de artiest beweegt op muziek, hij staat in zijn eentje op het podium en in de zaal zit publiek.

Puur als dansvoorstelling bekeken is Donny Ronny Danst niet denderend. Als performer lijkt Meit zich thuis te voelen op het toneel en in zijn lijf, maar zijn bewegingstaal is beperkt: steeds keert hij terug naar een masculiene wijdbeense pose, waarbij door de ruimte maaiende armen en een vooroverhellende romp voor de expressie moeten zorgen. Variatie komt vooral uit de onalledaagse muziekselectie: van zwoele Afro-pop uit Senegal tot een Arabische interpretatie van de Bach-aria ‘Erbarme Dich’. De voornaamste ontwikkeling is gelegen in de fysieke vermoeidheid die halverwege het solo-optreden zichtbaar begint toe te slaan.

Ook als cabaretvoorstelling overtuigt Donny Ronny Danst nauwelijks, al wordt er wel gegniffeld wanneer Meit met uitgestreken smoel een compleet dansnummer enkele malen in de herhaling gooit. Het belangrijkste cabaretinstrument, de gesproken taal, laat Donny Ronny ditmaal in de gereedschapskist liggen. Als danser zoekt Donny Ronny het ongemak en de humor vooral in een discrepantie tussen muziek en expressie: nu eens met een schromelijk overdreven dramatische mimiek, dan weer eens met een potsierlijk onderkoelde machopose.

De muziekkeuze mag voor de campy/cringy context zorgen, van de glijmiddelgladde synthi-pop van Bad Boys Blue tot de Egyptische disco van Al Massrieen. Om echt heel komisch uit te pakken is Meits bewegingstechnische reikweidte (wederom) te beperkt.

Voor zover Donny Ronny Danst wel werkt, of in elk geval probeert te werken, is dat op een soort meta-niveau. Op het affiche van de voorstelling is de titel weergegeven in de huisstijl van Conny Janssen Danst. De naamgeefster van het Rotterdamse gezelschap reageerde daarop met een allervriendelijkst mailtje, waarin ze begrip vroeg voor de kwetsbaarheid van haar huisstijl, met het vriendelijke verzoek ‘deze vorm van communicatie aan te passen’. En als dat niet zou kunnen, vervolgde Janssen, dan zou in elk geval een voetnoot op de website op prijs worden gesteld.

Gover Meit reageerde hierop met een twee kantjes tellend epistel, dat hij tegen het einde van de voorstelling persoonlijk komt uitdelen aan het publiek. ‘Door in commerciële en dikwijls stompzinnige tv-programma’s te verschijnen slaag ik erin een publiek naar het theater te krijgen dat anders nooit was gekomen’, zo schrijft Meit, maar ook: ‘Feitelijk ben ik een conceptueel kunstenaar, afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie, en al mijn hele leven probeer ik de grenzen van de kunst op te rekken (…).’

Aan het daadwerkelijke oprekken van die grenzen komt Donny Ronny in zijn dansvoorstelling niet toe. Ver voordat die grenzen in zicht komen loopt hij al op tegen zijn eigen beperkingen als fysiek performer. In plaats van het ongevraagd overnemen van het logo van Conny Janssen Danst had hij er beter aan gedaan om bij het gezelschap aan te kloppen voor choreografisch advies en ondersteuning.

Foto’s: Fan Liao