Met de terugkeer van Don Quichot op het repertoire is een wintervuur ontstoken bij Het Nationale Ballet. Want wat hebben de dansers er zin in! Hun inzet, de vrolijkheid van de dansen, de Spaanse sferen in de muziek van Minkus, de lekkere tempi van Het Balletorkest, de vaart van de regie en het heerlijk vette acteren – het is een groot feest.

Met dank aan choreograaf Alexei Ratmansky, die in 2010 een wat bestofte evergreen oppoetste tot zijn volle kleurenpracht. En dat is weer niet in de laatste plaats te danken aan vormgever Jérôme Kaplan, die met zijn palet de temperatuur in de zaal met graden opvoert. Anno 2018 lijkt het of de groep zelfs het Latijnse karakter beter in zich heeft opgenomen dan acht jaar geleden. De ensemble-dansen ogen pittiger, de toreadors vuriger, de typische poses nadrukkelijker dan bij de première.

Onveranderd is uiteraard het liefdesverhaal van kasteleinsdochter Kitri en de straatarme barbier Basilio. Lorenzo, de vader van Kitri, wil haar uithuwelijken aan de bête, ijdele, doch stinkend rijke Gamache, waarop het stel de benen neemt. Uiteindelijk kunnen zij door een list (Basilio veinst een zelfmoordpoging) toch trouwen. Uiteraard zijn de dolende Don en zijn trouwe Sancho Panza van de partij, op zoek naar jonkvrouw Dulcinea, het droombeeld dat nog meer wanorde heeft veroorzaakt in de toch al enigszins getroebleerde geest van de goed bedoelende hidalgo. Gelukkig ontbreken de dryaden niet, noch de prachtige cactusmannen en Boschiaanse monsters uit Don Quichots ijldromen, waarvan het nog steeds een beetje jammer is dat die maar zo kort te bewonderen zijn.

Enfin, dat verhaal dus. Het is bekend, maar zoals altijd bij een goed gemaakte klassieker maakt dat niets uit. Bovendien zijn er telkens weer nieuwe solisten te bewonderen, die er het hunne aan toevoegen. Zoals Maia Makhateli. Ooit bij Het Nationale Ballet gekomen als een vrij ingetogen danseres van klassieke, Russische snit en een uitstekende techniek, maar intussen een allround ballerina die in zowel lyrische rollen als virtuoze nummers schittert.

In Don Quichot blijkt ook de comédienne in Makhateli opgestaan. Ze zet Kitri neer als de bijdehante kattenkop die zij is, opgegroeid in het etablissement van haar vader, dus een meid die weet waar Abraham de mosterd haalt, geen verdwaald prinsesje. En ze heeft er lol in. Richt haar expressieve mimische acties ongegeneerd op de zaal en speelt iedereen van de vloer. Maar in de droom van de Don is zij een prachtige, tere geestverschijning met neergeslagen ogen – om in de derde akte weer alle registers open te trekken als zij zich omstandig weeklagend over Basilio’s (niet-)dode lichaam buigt. Haar optreden in de Grote Pas de Deux is stralend en godzijdank krabt zij in haar variatie als een elegant stiertje met haar spitzen over de vloer, om de coda af te sluiten met een sterke reeks fouettés.

Het object van haar liefde, Basilio, is de prachtige Daniel Camargo. Uiterlijk heeft de Braziliaan (uiteraard) alles mee voor zijn rol als Latin lover, die hij dan ook met verve portretteert, en ook verder heeft hij zijn zaken op orde: mooie, elegante lange lijnen en een sterke draaitechniek (weliswaar zonder de opwindende ‘ijsdanspirouettes’ van collega-Basilio Matthew Golding) en, bewaard tot het einde, met verrassende manèges in huis.

Wie dacht dat het ballet zonder de bijdrage van Mini & Maxi als Don Quichot en zijn trouwe Sancho Panza aan kracht zou inboeten, hoeft zich geen zorgen te maken. Frans Schraven maakt van zijn kleine Sancho een karakter dat hooguit soms een iet té druk is als goeiige schlemiel, maar effectief is zijn spel wel. En het is interessant om ex-HNB-solist Nicolas Rapaic nu eens niet statig als koning over het toneel te zien schrijden, maar als een volwaardig, tragikomisch personage – wel in balletstijl, dat spreekt.

Ook goed om te constateren dat Floor Eimers rollen als die van Mercedes, de geliefde van toreadorvoorman Espada, met groot zelfvertrouwen beheerst. De stierenbedwinger zelf, gedanst door Vito Mazzeo, is een mooie macho met secuur geplaatste, stormachtige solo’s.

Door al dat vurige vertoon zou je bijna de bosnimfen vergeten die onder leiding van Dryaden-koningin Sasha Mukhamedov aan het begin van de tweede akte voor een forse tempowisseling zorgen. Zo niet Aya Okumura, maar zij is dan ook Cupido, die met een gevolg van kleine cupidootjes, leerlingen van de Nationale Ballet Academie, als een kwikzilveren schicht haar goede werken doet, waardoor eind goed, volgens goede ballettraditie, al goed is.

Foto: Marc Haegeman