Eerder wist regisseur Esther Bolte met haar voorstellingen Peer Gynt en Elckerlyc prachtige en uitzinnige voorstellingen te maken. Don Juan blijft echter steken in de goede bedoelingen en het enthousiasme van de spelers van het jongerengezelschap subSuburbia.

Terwijl er toch alle reden was om te hopen op een nieuw succes volgens de eerdere formule. Net als Peer Gynt en Elckerlyc is Don Juan een jongeman die zich met volle teugen de geneugten van het leven laat aanleunen. En ook hij komt er na schade en schande achter dat er meer is. Jeroen Callaars herschreef de Don Juan van Molière tot Don Nieuwenhuis, die op jacht gaat naar genot in het uitgaansleven en de sportschool. Zijn stuk staat vol oneliners en echte spreektaal (‘Het lijkt wel of je geen gevoel hebt, of zo.’). En het biedt alle mogelijkheden voor muziek, clubbing, dansen, loungen, flirten, en na afloop een zoete moraal.

Die mogelijkheden worden met beide handen aangegrepen. Verrassend goed zijn de zangnummers. Ze doen je hart telkens even opspringen. Soms ingetogen, zoals het prachtige duet van Veronique Stokkers en Sharlee Daantje, maar vaker uitbundig. Tijdens het nummer Bang Bang showen de meiden meer seks, sloerie, sleaze en lang haar dan je van alle voetbalvrouwen van het Nederlands elftal bij elkaar mag dromen. Het acteren steekt hier vaak wat magertjes bij af.

Het script is voorspelbaar, maar kent gelukkig wat krenten in de pap zoals de zus van Don, erg grappig gespeeld door Luca Warmer. Ook leuk is het spoor van huilende meisjes dat Don achter zich laat. Wellicht onbedoeld is de gemoedelijke sfeer van een buurthuis, die oprijst uit wat de coolste clubs en disco’s zouden zijn. Niet in de laatste plaats door de moederlijke uitbaatster Lena, gespeeld door Lieuwkje Dijkstra, die zich succesvol van een Amsterdams dialect bedient.

Ziggy Knel als Don Nieuwenhuis heeft ongetwijfeld de bravoure van een uitgaanstijger, maar mist de soepele motoriek van een roofdier en het spelen met zijn kwetsbare kanten die hem werkelijk onweerstaanbaar zouden maken. Ook is hij niet altijd even goed te verstaan, zodat enkele grappen en oneliners verloren gaan. Gelukkig maakt de scène wanneer hij doorgesnoven en klapwiekend van de drank rondneukt veel goed.

Verder overheerst na afloop vooral het beeld van de talloze decorwisselingen. De decorstukken zijn niet talrijk – lichtgevende kubussen –, maar moeten tussendoor kennelijk net even anders neergezet worden. Het haalt telkens de vaart uit de voorstelling, daar had een leuke oplossing voor gevonden kunnen worden.

Foto: Claudia Kamergorodski