Het een van de meest iconische beelden uit de filmgeschiedenis: de close-up van Janet Leighs gezicht, liggend op de badkamervloer. In de nieuwe productie van Die tote Stadt wordt deze still uit Hitchcocks Psycho metersgroot geprojecteerd direct nadat Paul Marietta gewurgd heeft met de vlecht van zijn overleden vrouw. Duidelijker kan haast niet, maar de hele enscenering is een ingenieus spel met wat echt is en wat waan, met opera en filmgeschiedenis.

De laatste jaren maakt de Nederlandse Reisopera veelvuldig gebruik van videoprojecties, met verbluffend resultaat in Strauss’ Ariadne auf Naxos en recent meer problematisch in delen van Puccini’s Tosca. Voor Die tote Stadt worden de projecties echter op een andere en meer effectieve wijze ingezet en sluiten op verschillende niveaus aan op het grootste succes van Erich Wolfgang Korngold (1897-1957). De opera die hij als drieëntwintigjarige componeerde – en waarvoor hij het libretto samen met zijn vader schreef – werd in 1920 in meer dan tachtig steden opgevoerd en unaniem lovend ontvangen.

Met een snelle opvolger op dit overweldigende succes kwam hij niet, en door de nazi’s week hij uit naar de Verenigde Staten waar zijn tweede carrière als filmcomponist hem een Oscar opleverde. Het succes van Die tote Stadt overtrof hij echter nooit en ten onrechte werd zijn laatromantische muziek in de tweede helft van de vorige eeuw afgedaan als kitscherig effectbejag. In Nederland was de opera weliswaar voor het eerst te horen op 26 januari 1929 in Den Haag in ‘het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen’, gedirigeerd door Korngold zelf, maar daarna bleef het stil tot De Nederlandse Opera in 2005 Willy Deckers enscenering naar Amsterdam haalde.

‘De vraag is of er nog iets aan Korngolds opera valt toe te voegen nu een regisseur van wereldformaat zich ermee heeft bemoeid’, vroeg Frits van der Waa zich destijds af in de Volkskrant. Ja, bewijst de Reisopera dertien jaar later. Niet zozeer door een radicaal andere benadering, want net als Decker laat Peters-Messer vanaf de eerste scène duidelijk zien waar realiteit verdrongen wordt door de waan, maar Peters-Messer is meer expliciet én biedt het publiek meer ruimte voor een eigen invulling.

Net als bij vele films van Hitchcock, niet zozeer de meester van de spanning, maar vooral de meester van de suggestie, is het plot van Die tote Stadt an sich niet spannend. Paul kan zijn gestorven vrouw Marie niet vergeten. Hij sluit zich op in zijn duistere huis en vereenzelvigt zich met de dode stad Brugge. Zijn rouw krijgt daarbij morbide religieuze trekjes doordat hij in een meter hoge vitrine als relikwieën herinneringen aan haar bewaart. Als hij een vrouw ontmoet die hem aan haar doet denken, botsen droombeeld en realiteit onherroepelijk, want hoezeer de danseres Marietta uiterlijk ook op Marie lijkt, zij is een andere vrouw, die haar eigen plaats opeist. Meer en meer raakt Paul verstrikt in het verlangen naar het lichaam van Marietta en zijn onvermogen Marie los te laten. Hij ziet Marie als hij naar Marietta kijkt, maar hoort als zij weg is de stem van een dode.

Hier raakt Die tote Stadt nadrukkelijk de plot van Hitchcocks Vertigo en Marie/Marietta is deze enscenering niet alleen gemodelleerd naar Kim Novak. Iordanka Derilova betreedt het huis niet zozeer als een operadiva, maar als een echte filmdiva. Alles wordt echter overschaduwd doet het portret van Novak. Het is dat portret dat de nonnen als een uitvergroot bidprentje aan Paul tonen aan het einde van het eerste bedrijf, het is dat portret waaraan Marietta zich spiegelt. Er is geen ontsnappen mogelijk. Het eenheidsdecor versterkt dit: er gaan wel ramen open, schermen verdwijnen en keren terug, maar we blijven in een enkel hoofd, met dodelijke afloop. De allereerste projectie van Novak kleurt tekenend al snel bloedrood.

In het meest hallucinante tweede bedrijf versmelten de projecties, ze tonen dan op wapperende doeken niet alleen portretten, maar veranderen als in een droom van burlesk naar kerkelijk, en doen denken aan Twin Peaks – waarin het portret van de vermoorde Laura Palmer een vergelijkbare hypnotiserende rol vervult. Droom, nachtmerrie, geheime fantasieën (hier getoond door het dansgezelschap van Marietta) vallen in het decor en fraaie lichtontwerp van Guido Petzold samen.

Het begin van de derde akte geeft Peters-Messer een indringende lading. Marietta bespot de relikwieën van de dode, bespot Pauls religiositeit. Op de achtergrond worden Pauls bewegingen gespiegeld door een kind dat even later met bloedhanden bedekt is als het ‘mysterium corporis’ klinkt uit monden van de priesters. De suggestie is duidelijk: Pauls obsessie voor het dode lichaam is ingeven door een trauma, dat zijn perceptie op het hier en nu bepaalt.

Wat VertigoTwin Peaks en Die tote Stadt gemeen hebben, is het onbetrouwbare perspectief van waaruit we alles zien. Is de moord echt? Of denkt Paul dit alles? Is zijn beste vriend Frank eigenlijk zijn psychiater die alles opschrijft, of verbeeldt hij dit slechts? In alle eenvoud is het slotbeeld daarbij ijzersterk: we zien slechts Paul, omgeven door duisternis. ‘Wacht op mij in het hoogste licht – opstanding bestaat hier niet.’ Ontwaken we uit een nachtmerrie of zijn we definitief teruggeworpen in een isolement?

Anthony Hermus stort het Noord Nederland Orkest vol bravoure in de filmische en tevens zeer symfonische partituur. Lyrisch en overweldigend waar dat kan, waarbij net als Paul het orkest lijkt te verdrinken in de klanken, maar steevast volgen meteen transparante en subtiele passages. Hierdoor krijgen niet alleen Daniel Frank (Paul) en Iordanka Derilova (Marie/Marietta) alle ruimte om te schitteren, maar ook alle andere solisten waarbij met name Rita Kapfhammer indruk maakt als Pauls huishoudster Brigetta.

Fascinerend is hoe de Reisopera, zonder dit nadrukkelijk als meerjarig programmapunt te benoemen, het verlies van een geliefde in aangrijpende producties op herkenbare wijze toont. Van het ‘dan wil ik dood’ (Tristan und Isolde) en de ‘hartverscheurende dans rondom het graf’ (Orphée et Eurydice) tot dit ultieme verzet door de vlucht in waan.

Foto: Marco Borggreve