Regisseurstheater, het zou verboden moeten worden. Het libretto van Hugo von Hofmannstahl is al behoorlijk onnavolgbaar, maar in de regie van Katie Mitchell is er nauwelijks nog een touw aan vast te knopen. Jammer, want de muziek die Richard Strauss componeerde voor Die Frau ohne Schatten is ongekend kleurrijk en meeslepend.

Op jacht met zijn rode valk wil De Keizer een gazelle doden, die ter plekke verandert in een bloedmooie vrouw. Hij wordt smoorverliefd en trouwt met haar. Als dochter van geestenkoning Keikobad werpt De Keizerin echter geen schaduw: ze is onvruchtbaar. Samen met haar Voedster tracht ze die ‘schaduw’ te vinden in de mensenwereld.

Ze belanden bij de verver Barak – het enige met naam genoemde personage – en diens Vrouw. De Voedster tracht met vleierij, beloftes van eeuwige schoonheid en rijkdom De Vrouw over te halen haar schaduw te verkopen aan De Keizerin. Aanvankelijk met succes, maar uiteindelijk krijgt De Vrouw spijt en weigert de door De Voedster aangedragen minnaar ten dienst te zijn.

De Keizerin op haar beurt krijgt medelijden met Barak en De Vrouw en besluit haar eigen geluk te offeren voor dat van hen. Waarmee ze alsnog volwaardig mens wordt en Keikobad De Keizer van zijn verstening bevrijdt. Zo draait de opera meer om de persoonlijke ontwikkeling van De Keizerin en De Vrouw dan om hun al dan niet vruchtbaar zijn.

Strauss schreef er bloedstollend mooie muziek bij, die op dramatische momenten aanzwelt tot een orgiastische kakofonie waarin alle instrumenten op volle kracht woest dissonante partijen door alle registers spelen. Op andere momenten ontstaat pure verstilling, zoals de eenzame cello en het kittige motiefje van De Valk, die als rode draad door de partituur zijn geweven.

Dalende akkoorden in het allerlaagste register van de koperblazers schetsen bij de opening onmiddellijk de omineuze sfeer van Keikobads onderwereld. De Keizerin zingt tegen lieflijk kwinkelerende fluiten, De Keizer gaat op jacht onder stevig hoorngeschal. De wereld van Barak en zijn Vrouw krijgt een pittige ritmiek, terwijl de lyrische lijnen van Barak worden omcirkeld door een klarinet. De vanuit de coulissen klinkende stemmen van de ongeboren kinderen en wachters zijn mysterieus en ontroerend.

Het decor is een stapeling van drie etages. De opera opent in het appartement van De Keizer en De Keizerin, een lege witte ruimte met enkel een bed en wat stoelen. Als De Keizerin met De Voedster naar de mensenwereld afdaalt, schuift het decor omhoog. De woning van Barak en diens Vrouw is van donker hout en bevat een keukenblok, een bed en een eethoek; achter een raam zien we een soort werkplaats. De onderwereld van Keikobad is een gevangenis, met een bovengalerij en trappen naar de kerkers, waar het laatste bedrijf zich grotendeels afspeelt.

Een mooie vondst van Mitchell is dat zij de in het libretto alom aanwezige, maar onzichtbare Keikobad als zwijgend personage opvoert. Met zijn gazellenkop, lange zwarte jas en trage stappen boezemt hij waarlijk angst in. Ook de met wolvenkoppen uitgedoste dienaren zijn goed getroffen. Onbegrijpelijk is echter dat deze met geweld en getrokken pistool de minnaar van De Vrouw het toneel opsleuren en haar ook zelf onder schot houden om de geslachtsdaad te verrichten. Zij zou hiermee immers gevolg geven aan heimelijke verlangens, die De Voedster in haar heeft aangewakkerd. Dat ze er toch vanaf ziet, is onder deze omstandigheden weinig realistisch.

En waarom worden de dienaren van De Keizer en Keizerin aan het eind van het eerste bedrijf doodgeschoten, zitten Barak en De Keizerin in het tweede aan de crack en worden De Voedster en Baraks drie broers in het laatste bedrijf doodgeschoten? Ronduit storend is het echoapparaat waarmee de Keizerin en De Vrouw steeds maar weer gecheckt worden op mogelijke nieuw leven in hun baarmoeder.

De vergezochte regie maakt het lastig je met wie dan ook te identificeren, ook al doen de zangers hun best er toch nog wat van te maken. De tenor AJ Glueckert zet een overtuigende Keizer neer, de sopraan Daniela Köhler is een mooie Keizerin, die weet te ontroeren als ze afziet van de schaduw van de Vrouw. De mezzosopraan Michaela Schuster speelt De Voedster en heeft een dijk van een stem, maar is in de hogere regionen vaak wat schel. Hetzelfde geldt voor de sopraan Aušrinė Stundytė in haar rol van De Vrouw. De bariton Josef Wagner zingt als enige verstaanbaar en neemt je met zijn warme timbre van begin tot eind mee in zijn verhaal.

De musici van het Nederlands Philharmonisch Orkest kunnen niet genoeg geprezen worden om hun vele ingeleefde soli en de overdonderende geluidsuitbarstingen waartoe dirigent Marc Albrecht hen opzweepte. Ook het Koor van de Nationale Opera en het kinderkoor zongen prachtig. Het applaus voor het productieteam –Mitchell zelf kon door familieomstandigheden niet aanwezig zijn – was begrijpelijkerwijze wat magertjes. Terecht oogstten zangers en musici de meeste bijval.

Beeld: Ruth Walz