Het doek blijft open terwijl het publiek binnendruppelt – met negatieve coronatest eindelijk weer live welkom bij Nationale Opera & Ballet. Het achterdoek toont uitbundige beelden van fruit en bloemen; sensuele granaatappels en aronskelken verbeelden de woekerende seksuele driften in het gezin van Chawa, Adahm en hun zonen Kaijn en Chabel. Hun doorzichtige gazen huisje verhult niets en zal in de loop van de bijna twee uur durende opera geen enkele bescherming bieden aan deze gekwelde, uit de Hof van Eden verbannen familie.

Zomin als dirigent François Xavier Roth kende ik Die ersten Menschen, hoewel deze opera van Rudi Stephan (1887-1915) toch vrij recent op twee cd’s verscheen. In 2006 presenteerde het Rundfunk-Sinfonie Orchester Berlin de originele versie uit 1915 (het jaar waarin de componist sneuvelde aan het Galicische front); een jaar later volgde het Orchestre National de France met de bewerking die Karl Holl er in 1924 van maakte. Deze verkorte editie stond donderdag 3 juni ook op de lessenaars van het Koninklijk Concertgebouworkest.

In 1920 veroorzaakte de wereldpremière een schandaal vanwege de onverbloemd incestueuze relaties in het libretto van Otto Borngräber. Maar ook de door Holl gekuiste versie laat weinig aan de fantasie over. Moeder Chawa voelt zich niet begeerd door Adahm en lonkt van meet af aan naar haar zoons, van wie de aardse Kaijn haar voortdurend als een wild beest wil bestijgen. Toch is het uiteindelijk de vergeestelijkte Chabel met wie zij in een orgiastische vrijpartij belandt, waarop Kaijn zijn broer uit jaloezie vermoordt.

Regisseur Calixto Bieito weet het freudiaans-dionysische goed te treffen. Direct aan het begin pakt Chawa een granaatappel van de met vruchten overladen eettafel. Ze breekt hem wellustig open en smeert het bloedrode sap over de gazen wanden en haar smetteloos witte jurk. Op een projectiescherm zien we het rode sap welig langs haar mond druipen, een zinnelijk beeld dat gespiegeld wordt door het rondspattende bloed wanneer Chabel later een pluchen lam offert aan zijn nieuw gevonden God. Ook tijdens de vrijscène op tafel spetteren de lichaams- en fruitsappen kwistig in het rond. Wanneer Kaijn en Chabel om haar liefde ruziën, kleit Chawa een mannetje met een overmaatse piemel.

Maar alle liederlijkheid en dierlijkheid ten spijt zijn de karakters eerder dragers van ideeën dan mensen van vlees en bloed. Adahm en Chabel hunkeren naar een betere wereld en naar het hogere, terwijl Chawa en Kaijn niet verder komen dan een eeuwige zoektocht naar bevrediging. Wonderlijk dus dat uitgerekend Chabel zijn moeder verleidt – of moeten we hierin een verwijzing zien naar de hypocrisie van preutsheid predikende religieuze leiders die zelf de kat in het donker knijpen?

De partituur van Stephan roept associaties op met zulke uiteenlopende componisten als Schreker en Debussy, variërend van overdonderend kopergeschetter bij heftige scènes tot verstilde huiver op meer verinnerlijkte momenten. Tedere strijkers en zacht tinkelende belletjes karakteriseren de spiritueel angehauchte Chabel (de Amerikaanse tenor John Osborn), een vuige altsaxofoon verklankt de rauwheid van Kaijn (de Britse bariton Leigh Melrose). De hunkering om bemind te worden van Chawa (de Duitse sopraan Annette Dasch) uit zich in zwoele cantilenen van een (alt)hobo, terwijl lage strijkers de standvastigheid en wijsheid van Adahm gestalte geven (de indrukwekkende Amerikaanse bas-bariton Kyle Ketelsen.)

De musici van het Koninklijk Concertgebouworkest zitten coronaproof en trapsgewijs op het podium. Hoewel ze de kleurrijke en veeleisende partituur in slechts enkele maanden moesten instuderen klinkt deze onder leiding van Roth als een klok. Mede dankzij assistent-dirigent Aldert Vermeulen, die vanuit de orkestbak de zangers door hun partijen loodst. De fraaie regie en zinsbegoochelende muziek van Die ersten Menschen vormen een mooie opening van het Holland Festival.

Foto: Ruth Walz