Annick Boer gaat in haar tweede solovoorstelling Deze is nog beter als cabaretier voortvarend verder waarmee ze in haar eerste, Dat is goed gelukt, was begonnen. Door het leven fladderen, vrolijk tobbend haar leefwereld beschouwen en ook zichzelf de maat nemen. ‘Zullen we blijven dansen?’ is haar laatste vraag en tegelijk aanbeveling. Goed idee.

Dan heb je anderhalf uur een uitstekend actrice gezien die zich op latere leeftijd tot het solocabaret heeft bekeerd, onder regie van Wimie Wilhelm. Haar achtergrond is in haar cabaretprogramma’s absoluut van meerwaarde. Annick Boer is dus een ‘zij-instromer’ in het genre, die – daar kan zij niks aan doen – in stijl en droogkomische verteltoon direct associaties oproept met Brigitte Kaandorp.

Zij heeft zich in haar lange theatercarrière zelden echt op de voorgrond gedrongen. Ze vertelt in deze voorstelling hoe ze ooit in de musical De Jantjes in het ‘ensembel’ zat en dat haar eerste moment van persoonlijke theaterglorie nog bijna door de regisseur om zeep werd geholpen. Op tv was Boer vaak niet zichzelf, maar imiteerde ze anderen, in onder meer De TV-kantine en op de radio in Kopspijkers.

Nu meldt ze zich voor de tweede keer solo aan het front, begeleid door toetsenist Jean Louis van Dam. Met verhalen en een aantal prachtliedjes die geen wereldschokkende boodschappen hebben, niet allemaal even origineel en raak zijn, maar die ze met haar ontspannen presentatie tot een fijn avondje theater weet te maken. Waarbij je je als toeschouwer en toehoorder ‘senang’ voelt.

In Dat is goed gelukt zocht ze nog naar haar eigen stijl. De verhalen schoten alle kanten op, er was zoveel te vertellen dat dit ten koste ging van een beetje diepgang. Nu is er meer lijn en samenhang. Al fladdert Boer ook nu luchtig langs de problemen en de teleurstellingen die zij in haar leven tegenkomt. Leven met vrienden, familie, met partner, als stadsbewoonster, als ouder wordende en kinderloze vrouw (ze is vijftig).

Af en toe is het gewoon te karig, dan wil je dat ze zich er niet met een guitige oneliner van af maakt. Zo noemt ze terloops even het racisme dat haar zwarte partner vaak treft en voordat we de losse flodder op ons kunnen laten inwerken, is zij alweer gevlogen. Ze wil het niet laten schuren.

Het aardige is dan wel weer dat ze het vermijden van diepgang tot een van de onderwerpen  heeft gemaakt. Ze zet zichzelf met zelfspot neer als een actrice die kennelijk ‘geen put’ heeft. Op de Amsterdamse Toneelschool kwam ze op de vraag ‘waar haar diepste pijn zat’ niet veel verder dan een onvoldoende voor een aardrijkskundeverslag. Ze werd weggehoond. Een actrice moet ellende hebben om uit te putten, maar Boer had volgens docenten aan de toneelschool niet de diepgang die zij van een ‘serieuze actrice’ verwachtten. Dat dit toch een genadeloos oordeel moet zijn geweest voor een jonge vrouw met ambities, horen we niet. Zij vond haar eigen weg.

Drie jaar geleden beloofde ze dat ze in haar tweede cabaretprogramma zou terugkomen op haar kinderloosheid, die ze toen ook op die luchtige manier te berde bracht. Die belofte komt ze na. Niet door zich echt in de ziel te laten kijken, wel met de vraag of haar kinderloosheid nu haar put zou kunnen worden. Ze had er op haar dertigste best drie willen hebben, maar ’t leven loopt zoals het loopt. ‘Al het moois is er al. Als je toch iets mist, zorg dat je het met liefde mist’, zingt ze. Dat zijn regels waardoor je opgewekt de zaal uitloopt. Toch leuk in zorgelijke tijden.

Foto: Randy Fokke en Lotte Schröder