De kersverse chef-dirigent van De Nationale Opera Lorenzo Viotti ontlokt tijdens de première van Alexander Zemlinsky’s Der Zwerg een weelderige en buitengewoon transparante klank aan het Nederlands Philharmonisch Orkest. Dat orkest speelt niet zoals gebruikelijk in de orkestbak, maar is geplaatst op het achtertoneel. Daarvoor zes kubussen en één rechthoek met daarin de solisten die geen moment hun hokje verlaten. Achter het orkest en koor een immens scherm voor videoprojecties. Het regieconcept van de Nederlandse filmmaker Nanouk Leopold lijkt ontstaan met de anderhalvemetersamenleving nog in het achterhoofd.

Het contrast met de voor driekwart gevulde zaal van de Nationale Opera & Ballet is groot (waarbij het doorgaans in grote getalen aanwezige contingent kuchers opmerkelijk genoeg ontbrak, alsof iedereen zich eindelijk in wist te houden), maar Leopolds regieconcept symboliseert vooral de afstand tussen de verschillende personages in deze opera. Centraal staat een dwerg die niet weet dat hij anders is en cadeau wordt gedaan aan de Spaanse kroonprinses Infante, prachtig gezongen door Lenneke Ruiten. De enkele keer dat de dwerg zichzelf in een spiegel zag, meende hij met een kwaadaardig wezen van doen te hebben en alle spiegels worden dan ook snel afgeplakt aan het hof.

De ware lelijkheid schuilt echter niet in de dwerg, maar in alle andere personages die een wreed spel met hem spelen. Die lelijkheid toont Leopold door de dwerg aan te kleden als een vogel en alle anderen in suikerspin roze jurken – ook de kamerheer – waardoor zij doen denken aan Miss Piggy, zeker als we hen op het scherm zien rollen in de modder. Zij vormen een homogene groep en denken in hokjes, maar zitten allemaal gevangen in identieke kubussen.

De dwerg is de buitenstaander in een rechthoek. Voor de prinses en haar hofhouding is hij niet meer is dan een bron van vermaak, maar wanneer Ghita, een van de kamermeisjes, medelijden krijgt en de dwerg een spiegel voorhoudt, beseft deze hoe er met hem is gesold en sterft hij. Dit tot teleurstelling van de verwende prinses, maar berouw is haar vreemd: ‘Gekregen, en nu al stuk, het speelgoed voor mijn achttiende verjaardag. Goed, ik ga weer dansen.’

Ondanks de constant aanwezige videoprojecties biedt deze productie weinig visueel spektakel, integendeel, de anderhalf uur durende voorstelling zit net als de personages te strak gevangen in het Leopolds regieconcept, het eigen hokje. Maar dit concept levert wel een duidelijk voordeel voor solisten en orkest op. Het orkest kan schitteren in zowel de fluisterzachte als de fortissimopassages nu het niet belemmerd wordt door de notoir beruchte akoestiek van orkestbak in het gebouw. De solisten op hun beurt weten het orkest achter zich en kunnen daardoor zonder zich te forceren al hun vocale kwaliteiten richten op het publiek, waarbij zeker Clay Hilley zeer overtuigend is in de titelrol. Getergd, verbaasd en uiteindelijk tot op het bot vernederd is hij een tragische paradijsvogel omringd door wrede varkens.

Foto: Marco Borggreve