De Nederlandse Reisopera kroop in het oog van Senta, de labiele vrouw die haar leven geeft voor Der Fliegende Holländer, en daarmee ook door het oog van de naald. Want van alle Wagneropera’s is de Holländer misschien wel de meest laagdrempelige opera, maar het blijft een hele klus om zo’n Wagnerproductie goed te casten en te ensceneren. Voor je het weet loop je averij op.

Deze nieuwe productie van de Reisopera is een waardige opvolger van de andere Wagneropera’s die het gezelschap de afgelopen jaren uitvoerde: Der Ring des Nibelungen en Tristan en Isolde. Het is een frisse en levendige productie die het waard is om gezien en gehoord te worden, al is het regieconcept van Paul Carr (hij regisseerde eerder bij de Nederlandse Reisopera de kerstopera Amahl and the Night Visitor) af en toe tenenkrommend.

Eerst het goede nieuws. Muzikaal is het niveau zeer behoorlijk. Niet in de laatste plaats dankzij een uitstekend spelend Noord-Nederlands Orkest onder leiding van de Franse dirigent Benjamin Levy. Levy loodst de musici op buitengewoon kordate wijze door de Wagneriaanse wervelstormen en muzikale vloedgolven. Hij bereikt een perfecte balans tussen de grote en de kleine (kamermuzikale) gebaren van deze partituur. Hier en daar klonken de blazers wat schraal en de orkestklank een fractie te dun, maar daar zal wellicht ook de akoestiek van de orkestbak debet aan zijn geweest.

Dirigent en musici leverden hier een indrukwekkende prestatie. Dat geldt ook voor het koor. De samenwerking tussen Consensus Vocalis en de Reisopera heeft al eerder tot uitstekende resultaten geleid. Ook nu imponeerden de zangers met een (soms ietwat rauwe) koorklank en uitstekende acteerprestaties. Dat ‘Matrozenlied’ stond in elk geval als een huis.

Een gouden greep bleek de Estlandse sopraan Aile Asszonyi als Senta. Zij gaf de dragende rol van deze productie zowel theatraal als muzikaal de o zo noodzakelijke lading fragiliteit en overtuigingskracht mee en triomfeerde met een warm en weelderig timbre en overtuigend acteerwerk. In Yorck Felix Speer (Daland) en Darren Jefferey (De Hollander) vond zij waardige tegenspelers. Jefferey was qua conditie halverwege wel uitgezongen en Samuel Sakker had hoorbaar moeite om overeind te blijven in de rol van Erik.

En dan het echt slechte nieuws. Het regieconcept van Paul Carr is best aardig voor als je niet te veel diepgang zoekt. Hij wil de Holländer laten zien door de ogen van Senta, maar in wezen blijft het een heel klassieke voorstelling die een beetje uit de toon valt bij de vernieuwende producties die we de laatste tijd van de Reisopera gewend zijn. Het is te veel vorm en te weinig inhoud.

In de ouverture laat Carr alvast het hele verhaal, dat zich natuurlijk voornamelijk afspeelt in het hoofd van Senta, voorbij komen. De toegevoegde waarde daarvan is echter nihil. Je kunt bij zijn regieconcept ook van alles bedenken, maar het lijkt alsof er door de regisseur zelf nergens daadwerkelijk een keuze is gemaakt om specifieke diepere lagen aan te boren. Zo blijft het hele regieconcept een beetje oppervlakkig. En om nou de Holländer en zijn bemanning ten tonele te brengen als personages uit The Pirates of the Caribbean? Tja, ik vind het een creatief zwaktebod.

Foto: Hans van den Bogaard