Op het podium zit de hoogbejaarde acteur Jürgen Holtz in een stoel, een slappe hoed op het hoofd en een rood velours jasje om de schouders. Een Duitse Louis Boumeester senior. Hij is ontboden voor een ongetwijfeld lucratieve schnabbel. Hij moet de gangster Arturo Ui, op de rand van een doorbraak als beoogd stroman-politicus in een machtsgreep door rijke zakenlieden, leren lopen, praten en zitten zoals de hogere kringen dat gewoon zijn te doen. Ui, gespeeld door Martin Wuttke, stuntelt en klungelt. Zijn oude leermeester blijft hem geduldig corrigeren. Ui’s vuurdoop is de lijkrede van Marcus Antonius uit Shakespeares Julius Caesar. De oude acteur doet hem eerst voor, verzandt dan in machteloos geprevel en zakt terug in zijn stoel. ‘Shakespeare hat mich ruiniert,’ verzucht hij.

De schier eindeloze scène is wat mij betreft het hoogtepunt uit Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui van Bertolt Brecht, in de beroemde regie van Heiner Müller uit 1995 gebracht door het Berliner Ensemble in het Holland Festival. Brecht schreef het stuk in 1941 in drie woedende weken, in ballingschap in Finland. Het is een minachtende parodie op de nazi’s en de apolitieke, hebzuchtige cynici die dachten hem voor hun eigen kar te kunnen spannen. Arturo Ui is Brechts visie op Adolf Hitler – geen charismatische en intimiderende volksmenner, maar een kruimeldief die door gewetenloze kapitalisten wordt misbruikt als hun marionet. Voor Brecht is zonneklaar wie werkelijk de baas was in het Derde Rijk, ook al laat Ui enkele van zijn sponsors achteloos vermoorden.

Het is mijn eerste Arturo Ui; de oerversie die Brechts gedetailleerde aanwijzingen trouw volgde en van 1959 tot 1980 in Berlijn werd gespeeld, ken ik niet. Müller hield flink huis in Brechts schepping. Hij schrapte de verklarende teksten tussen de scènes over de politieke gebeurtenissen waarop het stuk is gebaseerd. Hij schrapte ook fors in de toneeltekst en verhuisde de proloog – een typisch Brechtiaanse Verfremdung waarin de voltallige cast de complete plot van tevoren weggeeft – naar het einde. ‘De proloog als epiloog,’ zoals criticus Loek Zonneveld het in 1995 mooi omschreef in De Groene Amsterdammer, een tekst die in het Holland Festival-programmaboekje is herdrukt, ‘alsof deze machinerie eeuwig door zou kunnen gaan.’

Ik weet niet of het aan Müller ligt, maar wat deze voorstelling prachtig verbeeldt is de ambivalente psyche van Ui, die daardoor ver ontstijgt aan Brechts al te marxistisch-schematische kijk op Hitler. Dankzij Wuttke én de tekst, al of niet gemanipuleerd door Müller, schiet Ui voortdurend heen en weer tussen kruiperigheid en gewelddadigheid, tussen onzekerheid over zijn povere komaf en agressie jegens de broodheren die denken dat ze hem aan een touwtje hebben. Vooral dat geeft deze Arturo Ui een zekere tijdloze betekenis, net als Shakespeares Richard III waaraan de voorstelling vet refereert.

Dan is er Wuttkes magistrale techniek. Hij spreekt alsof hij een elektronische stemvervormer heeft ingeslikt, onmogelijk snel en met een geknepen en schrille stem. Zijn spastische motoriek vibreert van kleine gangster naar Hitler-pastiche naar Charlie Chaplin, of Laurel en Hardy. Het publiek in Amsterdam, overwegend zestig-plus, at uit de hand van deze zeldzaam begaafde acteur, en beloonde hem met gejuich en een langdurig applaus. Maar de focus op Martin Wuttke is tegelijk ook een probleem. Müllers ooit baanbrekende regie, de meest succesvolle voorstelling ooit uit de geschiedenis van het Berliner Ensemble, is inmiddels achttien jaar oud. Zo lang ook al wordt Arturo Ui vertolkt door Wuttke. De jonge Wessi-hond die door Müller als een stinkbom in de starre Oost-Berlijnse Brecht-traditie werd gedeponeerd, is inmiddels een steracteur in Duitsland en ver daarbuiten – een gevierd rechercheur in de tv-serie Tatort, en Hitler in Inglourious bastards van Quentin Tarantino.

Het past in de Duitse traditie van repertoiretheater dat het Berliner Ensemble Müllers regie van Arturo Ui tot in detail blijft spelen zoals de grote, dwarse Brecht-bewerker het had bedacht. Maar daardoor kijkt het publiek ook naar een monument, met alle barstjes die daarbij horen. Deze Arturo Ui focust veilig op de nazi’s, de schurken van eergisteren. Die kennen we nu wel. Goed, Müller geloofde niet in actualiteit op het toneel. ‘Andere media doen dat beter,’ zei hij ooit. Maar hij ploegde Arturo Ui niet voor niets grondig om. De tekst van Bertolt Brecht, en de dwarse geest van Heiner Müller, die kort na de première overleed aan slokdarmkanker, schreeuwen om een nieuwe bewerking, geënt op de schurken van nu: de bankiers en hedgefundmanagers die de kredietcrisis veroorzaakten.

Foto: Barbara Braun