The Centre for the Less Good Idea is een initiatief William Kentridge in Johannesburg. Doel is de ontmoeting tussen kunstenaars – en daarmee hun ontwikkeling – te stimuleren. Het programma Defence of the Less Good Idea is een afgeleide van die vorm, waarin een aantal werken zijn verzameld die voortkomen uit dit initiatief. Zo toont het Holland Festival een inkijkje in de werking van het platform. Amsterdam kan er nog wat van leren.

Kentridge opent zelf de avond met een kort poëtisch statement waarin hij aandacht vraagt voor de omarming van het moment en dat wat afwijkt. Of het nu om de ontwikkelingen gaat in een stad of het brein van de kunstenaar, de honorering van ‘vrije ruimte’ is een belangrijke voedingsbodem voor creativiteit. Onderdrukken of negeren we het, dan ontkennen we ook een deel van onszelf. In zijn ultrakorte dadaïstische lecture-performance, een combinatie van verstaanbare en onverstaanbare teksten, muziek en animatie, illustreert Kentridge dat inzicht.

De avond wordt vervolgd met een kort concert van de Blind Mass Orchestra, waarin voor de gelegenheid Zuid-Afrikaanse en Nederlandse musici een compositie brengen van João Renato Orecchia Zúñiga. Het bijzondere van deze compositie is de vorm waarin deze is gegoten; zowel musici als publiek creëren geluid dankzij de speelse instructies van een geprojecteerde animatie (vormgegeven door Kentridge). Het strak vormgegeven basisconcept opent de interactie, zowel onder verschillende musici als musici en publiek. In deze compositie, die tot stand kwam in workshopvorm, ligt de nadruk op het procesmatige. Muziek maken, dat doe je met elkaar! Het publiek kreeg er gaandeweg het korte concert steeds meer schik in.

De derde bijdrage van de avond is een samenwerking van choreograaf Gregory Maqoma, choreograaf/componist Nhlanhla Mahlangu en het Zuid-Afrikaanse isicathamiya-koor Phuphuma Love Minus. Isicathamiya is een a capella zangstijl ontstaan onder de mannelijke Zoeloe-migranten in Zuid-Afrika, die begin vorige eeuw kwamen werken in de kolenmijnen en fabrieken bij de steden. Het oeuvre van de Isicathamiya bestaat uit een mengeling van Blackface Minstrels liederen uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en traditionele Zoeloemuziek. In ‘Requiem Request’ gaat deze stijl in dialoog met de ‘Bolero’ van Ravel.

Een voor een komen de mannen op, hoog boven het podium op een rauwe steiger, die ook gebruikt wordt als drum. Daarna dalen ze stampvoetend af om rondom het plateau te bewegen waar een danser gehuld in tape zichzelf probeert te bevrijden. De T-shirts van de mannen gaan uit en transformeren tot object, in een opzwepend ritme lopen ze uniform om het centrale punt. De repetitieve invalshoek van de twee muziekstijlen komt overeen. Hier en daar doorbreekt een performer de opgelegde code met ferme uithalen, zowel in bewegingen als in geluid. Een tweede danser verschijnt in het midden, waar een duet ontstaat, dat veel weg heeft van een gedanst gevecht. Energiek, ritmisch en vol overgave voedt het koor de spanning om daarna bijna geruisloos af te gaan.

Maqoma verwerkte het onderzoek in zijn voorstelling Cion met het Vuyani Dance Theatre, later in de maand ook te zien tijdens het Holland Festival. Onderzoek, ontmoeting, ideeën hun vrije op laten; het is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van een kunstenaar. Onontbeerlijk ook voor de leefbaarheid in een stad boordevol identiteiten. Defence of the Less Good Idea is een pleidooi voor de vrije ruimte, ruimte die een overgeorganiseerde stad als Amsterdam ook niet zou misstaan. Het Holland Festival als vrije ruimte, wat een goed plan!