Ik ga nog liever in een uitverkocht Ahoy ‘Altijd is kortjakje ziek’ jodelen dan dat ik dit water inga, denkt Nathalie Baartman als ze met haar dochter aan de rand van de woeste rivier de Aare staat. Helaas speelt haar dochter in op haar gevoel als ze zegt: ‘Maar je had het beloofd.’ Zal ze er toch aan moeten geloven?

Hardop vraagt de Twentse Nathalie Baartman zich af: is het niet overdreven, een première in Amsterdam? Een paar weken van tevoren vroeg ze nog aan haar team: ‘Waarom kan het niet gewoon in Dedemsvaart? Ik ben heel leuk in Dedemsvaart.’ Maar nu ze hier staat, is ze toch wel blij met het publiek. En het publiek met haar.

Er zijn wat technische mankementen, niet ideaal voor een première, maar de manier waarop Baartman ermee omgaat is erg sterk. Wanneer de technicus aan haar zender zit te friemelen, zegt ze stralend tegen het publiek: ‘Ik weet niet wat hij doet, maar ik vind het goed.’ Als de microfoon kort daarna weer hapert, roept ze naar de coulissen: ‘Jannes, kun je me nog een keer komen aanranden?’

De zesde voorstelling van Baartman, Deer, voelt als een blauwdruk van haar hoofd: georganiseerde chaos. Rode draad is de trein naar Zwitserland die ze moest en zou halen om met haar dochter op vakantie te kunnen, maar waar ze niet voor had gereserveerd. Met name haar eerste liedje, waarvoor ze een minikeyboard het podium op tilt, geeft een goede weergave van hoe druk het is in haar hoofd. Ze rapt steeds sneller over alles wat ze nog moet doen, terwijl er ondertussen nog veel meer moet gebeuren. Na het nummer zegt ze dat ze altijd hoopt dat iemand na de voorstelling naar haar toekomt om te zeggen dat diegene ook zo’n leven heeft, maar dat gebeurt nooit. Wie weet wel vandaag, in het altijd drukke Amsterdam.

Baartman floreert in haar beeldspraak, haar imitaties en haar bijna absurdistische herhaling. Zo imiteert ze een Duitse vader in een kano met zijn zoon die steeds harder begint te schreeuwen. Doordat ze steeds langer doorgaat, krijgt ze de zaal steeds harder aan het lachen. Hetzelfde geldt wanneer ze het heeft over de inloopdouche van haar buurvrouw of over het feit dat Duitsers zeggen dat Nederlanders altijd alles ‘lekker’ vinden – lekker lopen, lekker zitten, lekker douchen.

Baartman schuwt politieke onderwerpen, met name politici, beslist niet. Ze vergelijkt Marjolein Faber met een aardvarken én met zichzelf, maar tegelijkertijd hoopt ze voor haar dat ze ooit geluk kan vinden in een Eritrese dansles. Daarnaast heeft ze het uitgebreid over het ongemak dat Dick Schoof uitstraalt, waarbij ze weer gebruik maakt van haar kenmerkende beeldspraak: ‘Alsof hij voor het eerst bij zijn schoonouders op de bank zit, een scheet heeft gelaten en hoopt dat niemand ‘m ruikt.’

Haar afsluitende protestlied – de reden dat ze de trein naar Zwitserland bijna niet had gehaald – is prachtig. De combinatie van haar stem en haar woorden met de accordeon geeft het bijna iets melancholisch. Op X werd ze eerder uitgemaakt voor ‘domme D66 deugdoos’, maar dat is ze allesbehalve. Ze wil gewoon hele normale dingen in het leven, zoals een samenleving die een beetje naar elkaar omkijkt. Het deert haar. En ons ook.

Foto: Willem van Walderveen