Onder het gezang van Bella ciao leiden de acteurs en de actrices het publiek  naar de ruime binnenplaats van het gebouw. Zij zullen verhalen uit de Decamerone van Boccaccio brengen, verhalen die een tiental mensen tien dagen lang aan elkaar vertelden toen ze vanwege de pest Florence waren ontvlucht, naar een kasteel tussen de Toscaanse heuvels. Dat kader van de raamvertelling wordt nu ingewisseld voor het decor van ‘it Sibberhuuske’. In tegenstelling tot wat de naam laat vermoeden is dat een grote kasteelboerderij in de gemeente Valkenburg. Een gepaste locatie voor piekanterietjes.

Eerst was er het boek van Giovanni Boccaccio in de veertiende eeuw: een roman in de volkstaal met honderd verhalen, een boek dat al eeuwen stand houdt. Dan was er de film van Pasolini in 1971 met negen verhalen, en nu is er een theaterversie van Toneelgroep Maastricht met een selectie van vijf verhalen, waarvan we er vier te zien en te horen krijgen. Vijf vertellingen over de liefde, over hartstocht, jaloezie en bedrog.

Het eerste verhaal is voor het hele publiek en vertelt het verhaal van een weddenschap tussen twee kooplieden. Een koopman beweert dat hij de vrouw van de ander zal kunnen verleiden en bedrog wordt zijn handelskenmerk. Het verhaal wordt in een grote setting gespeeld: het gezelschap is aangevuld met twaalf amateurspelers. Er wordt schrijdend geparadeerd, er wordt gezongen, er worden menuetjes gedanst, sierlijk houterig. Het geheel geurt een beetje naar opera buffa. De ruime binnenplaats wordt helemaal gevuld, personages hangen uit de ramen, er wordt geroepen en beleefd gevloekt. Erik-Ward Geerlings heeft een vlotte en gestileerde theatertekst geschreven, die lekker bekt en die archaïsch deftig én hedendaags trendy klinkt. Het spel en de kostumering charmeren. De acteurs en actrices spelen hun rol met groteske uithalen. Het is een speelstijl die hier wel past. En als de liefde moet worden bedreven dan schakelt men na de theaterkus over op vertellen. De kleren blijven aan, verbaal vernemen we wat genot inhoudt.

Na het eerste verhaal wordt het publiek in drie groepen gesplitst en naar stallen en gelijkaardige ruimtes geleid. Ik zie Het lijk. Nu de speelruimte kleiner is, wordt er ook minder grotesk gespeeld, maar het blijft een manier van overacting waardoor er toch een afstandelijkheid tot het thema blijft bestaan, een vergane jeugdliefde tussen een jongen en een meisje van ongelijke stand. Jaren later keert de man terug naar zijn nooit vergeten liefde. Zij is ondertussen met een andere man getrouwd. Best wel aandoenlijk, en het spel van Jessie Wilms en Bram van der Kelen zorgt voor veel glimlachjes, maar zeker niet voor een weg te pinken traantje. In Het hart vermoordt een man zijn vriend om daarmee zijn vrouw te kwetsen. Lotte Driessen zingt en trekt in haar spel alle registers open. Behaaglijk bitter-grappig om te zien en te horen.

Dan is het, met een hapje, weer verzamelen op de binnenplaats. In De afwijzing worden alle clichés over vrouwen als femmes fatales, over de geilheid van de macht, over de hypocrisie van het instituut kerk  breed uitgesmeerd en dat ook in een dito clichévorm en dito spel. Twee volwassenen spelen heel stereotiep twee kinderen, de trouwe graaf is héél rechtschapen braaf, tot aan het einde. Het spel in een regie van Arie de Mol getuigt van vakmanschap. Heel de opzet met alle randanimatie is goed gemaakt. Decamerone is een ‘well made play’, verzorgd in kostumering en attributen. Het verleent de toeschouwer drie uurtjes aangenaam vertier, een leuk avondje uit, en dat nog tot en met 29 juni op een behaaglijke plek tussen de Zuid-Limburgse heuvels.

Foto: Ben van Duin