Negen vrouwen met zwarte roots halen een witte man naar voren, ouder dan zij, een muzikant. Daar staat hij dan. Bloot, op een witte boxershort na. Uitdrukkingsloos en uiterst lullig, met een bril op en zijn instrument om zijn nek. Een van de vrouwen begint een quasi-wetenschappelijk betoog. Waarom mannen inferieur zijn aan vrouwen: ze zijn genetisch gedeformeerd, hebben kleinere hersenen, neigen tot geweld. Het zijn eerder mensapen. Orang-oetans, en zelfs dat niet helemaal. ‘Hij ligt in bananenbomen, maar eet geen bananen.’ 

Muzikant Cesar Janssens als witte mannelijke schoppaal voor negen boze zwarte vrouwen is een sleutelscène in Dear Winnie, een coproductie van het Noord Nederlands Toneel en de KVS. De titel verwijst naar Winnie Madikizela-Mandela, de uiterst omstreden echtgenote van Nelson Mandela, stichter van de huidige ‘regenboognatie’ Zuid-Afrika, nadat het door de witte Afrikaanse minderheid gedicteerde Apartheidsregime in 1990 implodeerde.

En ook naar de aanhef van een brief die de vader van Junior Mthombeni, de regisseur van Dear Winnie,, in de jaren tachtig aan Winnie Mandela schreef. Mthombeni senior was lid van het ANC, de bevrijdingsbeweging van zwarte Zuid-Afrikanen, en anti-Apartheidsactivist, net als Winnie zelf. In zijn brief probeerde hij haar aandacht te vestigen op interne problemen binnen het ANC. De witte hoeders van de Apartheid onderschepten de brief en misbruikten hem voor een lastercampagne tegen Winnie.

In de voorstelling wordt Mthombeni’s brief vooral belachelijk gemaakt: een zwarte man met slappe knieën, die in het heetst van de strijd zijn prioriteiten niet op orde heeft. Nee, dan Winnie. ‘Hoe durf je’, laat schrijver Fikry El Azzouzi haar in reactie roepen, bij monde van een van zijn negen vrouwelijke spelers. De boodschap is overduidelijk: Winnie Mandela was de enige die steeds helder voor ogen hield waar de strijd in de kern om draaide. Nelson, haar later zo wereldberoemd geworden echtgenoot, kon weinig uitrichten. Hij zat immers bijna dertig jaar lang gevangen op Robbeneiland.

Het was Winnie die het vuile werk opknapte, door buiten de gevangenismuren in Nelsons plaats boegbeeld te worden van de strijd tegen de Apartheid. En door daarnaast liefhebbend alleenstaand moeder te zijn van hun twee dochters. Ondanks de 491 dagen gevangenschap die ook haar deel werden. In eenzame opsluiting, inclusief langdurige martelingen. Ondanks, ook, de jarenlange verbanning daarna naar Brandfort, een afgelegen dorp waar zij nog meer alleen was met haar dochters, afgesneden van de buitenwereld.

Tot zo ver kan ik het engagement met Winnie van de negen protagonisten van de voorstelling goed begrijpen. Hun achtergronden zijn zeer divers. Er zitten actrices tussen, zangeressen, danseressen, componisten, theatermakers en één rapper. Ze zijn Vlaams, Nederlands en Amerikaans, met Afrikaanse wortels in Suriname, Zuid-Afrika, Congo, Rwanda, Ghana en Zimbabwe. Het maakproces van Dear Winnie, was een wisselwerking tussen El Azzouzi, Mthombeni en de eigen levensverhalen van de negen spelers.

‘Ik werk al heel wat jaren in de Nederlandse theatersector, en ik kom zelden een andere zwarte vrouw tegen’, zei een van hen, Joy Wielkens, in een interview met de Volkskrant voorafgaand aan de première. ‘Maar nu! Plotseling ben ik omringd door niet minder dan acht succesvolle, getalenteerde zwarte vrouwen van wie ik kan leren en aan wie ik me kan optrekken. Elke dag!’

Dat is inderdaad een grote verdienste van Dear Winnie,. Maar ik had graag veel meer gehoord van de persoonlijke verhalen van die negen ‘succesvolle, getalenteerde zwarte vrouwen’. Van hoe zij Winnie’s leven vertalen naar dat van henzelf. Of, omgekeerd, hoe zij hun levens relateren aan dat van Winnie. De Apartheid ging in 1990 ter ziele – dat is bijna dertig jaar geleden, toen sommige van de negen spelers wellicht nog niet eens geboren waren. Winnie Mandela overleed in 2018, 81 jaar oud.

Niettemin blijven de voorstelling, El Azzouzi en zijn negen spelers steken in Winnie’s glorieuze verleden. ‘Winnie Madikizela-Mandela is slachtoffer geworden van een ontzettend vernuftig en doortrapt Apartheidssysteem’, zegt Denise Jannah in het publicitaire materiaal bij de voorstelling. ‘Haar letterlijk uit de weg ruimen had haar tot martelares gemaakt. Karaktermoord [door lastercampagnes van het Apartheidsregime, red.] was effectiever.’ Ook dat is allemaal waar.

Maar feit blijft ook dat Winnie Mandela zich vanaf 1985, na haar terugkeer van Brandfort naar het zwarte township Soweto nabij Johannesburg, omringde met de Mandela United Football Club, een persoonlijk legioen ‘beveiligers’ dat verscheidene moorden op zijn geweten heeft – onder de zwarten voor wie Winnie zei op te komen. Het meest berucht werd de moord op ‘Stompie’ Seipei, een jochie van veertien die de Mandela United Football Club ervan verdacht informant te zijn van het Apartheidsregime.

Winnie werd alleen veroordeeld voor Stompie’s ontvoering, niet voor zijn moord. Maar alleen omdat een eveneens zwarte kroongetuige door haar handlangers werd ontvoerd naar Zambia, zodat hij zijn verhaal niet voor de rechter kon doen. Twaalf jaar later, in 2003, werd Winnie opnieuw veroordeeld, dit keer voor fraude en diefstal rond een begrafenisfonds voor arme zwarte Zuid-Afrikanen.

De werkelijke tragedie van Zuid-Afrika, en van het continent Afrika als geheel, is niet de miskenning van Winnie’s rol in de strijd tegen Apartheid. De hedendaagse Afrikaanse tragedie is dat de zwarte voormalige vrijheidsstrijders het model van de witte onderdrukkers die zij hebben verjaagd, naadloos hebben overgenomen. De Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma moest zijn ambt neerleggen na beschuldigingen van massale corruptie ten nadele van zijn zwarte onderdanen, en van verkrachting van een zwarte vrouw. In het naburige Angola gebeurde iets soortgelijks, zoals de voormalige Britse BBC-correspondent in dat land Lara Pawson beschrijft in haar boek In the Name of the People – Angola’s Forgotten Massacre.

Zuma’s opvolger Cyril Ramaphosa, een ander kopstuk uit de ANC-strijd tegen de Apartheid, heeft niet veel minder boter op zijn hoofd. Als bestuurder van een platinummijn was hij een hoofdrolspeler in de Marikana Massacre in 2012, toen de politie en particuliere beveiligers 34 stakende mijnwerkers doodden en 78 verwondden. Ramaphosa, nota bene een voormalige vakbondsleider, had de politie op de stakers afgestuurd. Zijn rolwisseling naar het zakenleven na de val van Apartheid heeft hem steenrijk gemaakt.

Je zou verwachten dat die negen zelfbewuste zwarte vrouwen hun ode aan Dear Winnie, doortrekken naar dat uiterst beladen en problematische heden, en naar Winnie’s bijdrage daaraan. Dat doen ze ook wel, maar op een heel ambiguë manier. Ook vóór en na de act met de witte orang-oetan die geen bananen eet, brengen zij hun toeschouwers gedurende de gehele voorstelling continu in verwarring: hebben ze het nou over Winnie, over zichzelf, over ons of over een combinatie van twee of meer van die elementen?

Extreem moraliserende acts, waarin ze, analoog aan het politieke theater van veertig jaar geleden soms letterlijk een beschuldigende vinger richting hun publiek priemen, gaan naadloos over in extreem relativisme, wanneer de negen vrouwen plotseling zichzelf belachelijk maken als de volgzame slaafjes van hun eigen mannen, of gaan piepen als muizen – waar staat die metafoor dan voor? Voor hun slaafse kuddegedrag?

Die ambiguïteit is duidelijk een opzet van El Azzouzi en Nthombeni. Maar hij maakt de boodschap van de voorstelling ook minder duidelijk. Ondanks het geweldige acteren en zingen van die negen vrouwen. Ondanks de geweldige muziek van ‘orang-oetan’ Cesar Janssens. Ondanks de krachtige scenografie (Stef Stessel), met telramen die muziekinstrumenten blijken te zijn, een continu metalig rinkelende carrousel die de emmers verbeeldt waarmee Afrikaanse vrouwen water uit putten moeten halen, en daarmee de monotone continuïteit van hun levens, en een tredmolen gevuld met zwarte laarzen, die staat voor de Apartheidspolitie zoals die ooit door Soweto marcheerde.

Foto: Reyer Boxem