Dead Skin is een aanklacht tegen onze hebzucht. Met precies de juiste dosis ironie legt de Pools-Nederlandse theatermaker Maria Magdelena Kozlowska haar obsessie met de mode bloot. Dat resulteert is een even geestige als duistere trip waarin lichaam, object en muziek een eigen leven leiden.  

Het toneel oogt donker, althans voor het overgrote deel. In dat ‘zwarte gat’ is een overgroot deel – van vloer tot achterwand – bedekt met glimmend zwart materiaal. Bovenin het decor hangt een totem van twee zwarte tenues met daarin een spiraal van glitters verweven. Zangeres en performer Maria Magdelena Kozlowska wordt vergezeld door jazzmuzikante Bjørk Delcroix Semey, die haar zwart beklede – ja, u leest het goed: ‘gekostumeerde’ – contrabas bespeelt. De dames zijn gekleed in vleeskleurige bodies als de eerste noten van Dead Skin worden gekraakt in een lichtvoetige song over hun obsessie met de laatste mode. 

In de scènes die volgen krijgt de verslaving vorm in bizarre kostuums (Jan Tomza-Osiecki) met hoofddeksel. Sommige kostuums verwijzen naar een spirituele wereld, andere naar een erotische, weer andere naar armoede of futurisme. Al die kleding is zwart en zo af en toe komen er verrassende geluiden uit. Naast die ‘zwarte wereld’ plaatst Dead Skin een wereld van kleur op het rechterdeel van het toneel, waar een diaprojector en een witte baan zo nu en dan contrast bieden, soms verhalend, soms ultra-abstract.  

Kozlowska en Delcroix Semey vormen samen een mooi duo, niet alleen hun stemmen en uitgekiende muziek (contrabas en sampler) slepen ons mee in de thematiek, ook fysiek zijn de twee zeer nauwgezet. Zo ontstaat een spannende wisselwerking tussen muziek, lichaam en object met een hoofdrol voor de stem die de verbinding is tussen lichaam en muziek. Halverwege de voorstelling moet die stem wel gesmeerd worden, na een imponerende metamorfose waarin Kozlowska transformeert van een heroïsch zingende vleermuis met glitters tot een rochelend onderaards monster. En natuurlijk, ook dat rochelen wordt een act. Performance herleeft in nieuwe vormen van dadaïstisch muziektheater, we zagen het ook al in het werk van de jonge maker Genevieve Murphy.

In tegenstelling tot Kozlowska’s eerste werk Commune (2021) kent Dead Skin vele lagen. Zo krijgt bijvoorbeeld haar achtergrond een plek in liederen die zijn geïnspireerd op Poolse folksongs en sluipt ook de symboliek (voor wie het verstaat) van traditionele mythes de voorstelling in. Kozlowska’s samenwerking met eindregisseur Renée Copraij werpt zijn vruchten af en is voelbaar in de consequente beeldtaal, die diep graaft in de associatie en verbanden legt ook binnen het materiaal.

Nergens wordt de voorstelling dogmatisch. Steeds breken de twee de zwaarte met onverwachte intermezzo’s of verrassende kwinkslagen. Zelfs de Crocs waar de dames op lopen hebben een eigen leven. Zo krijgt ook de humor ruimte en dat maakt deze toch vrij duistere en fragmentarische voorstelling zeer toegankelijk. 

Hedendaagse maatschappelijke verwijzingen in de beeldtaal houden ons een spiegel voor als het gaat om ons exuberante consumptiegedrag. Speels en to the point is Dead Skin. Met een paar laatste tokkels op de contrabas worden we voorgoed de duistere diepte ingezogen. Een enkeletje naar hel is het, dat gedrag. Knipoog. Over en uit. 

Foto: Bas de Brouwer