In het Jeroen Boschjaar brengt het gezelschap rond Madeleine Matzer een serie van zeven korte monologen gebaseerd op de hoofdzonden, een belangrijk thema in het werk van Bosch. Een mooie bijkomstigheid is dat deze reeks in de maand maart wordt gepresenteerd in het Bossche Zwanenbroedershuis, het gebouw waar de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap samenkomt. De schilder zelf was ooit lid en ook nu nog bestaat de broederschap, die zich van vroeger uit bezighield met de Mariaverering, maar zich ook inzette voor de armenzorg en de ontwikkeling van de muziek in ’s-Hertogenbosch.

Op zaterdag 12 maart waren in de kamers van het statige historische pand twee monologen te zien. Honger, gespeeld door Aafke Buringh, en Pillow Talk door Wendell Jaspers. Honger draait om de gulzigheid. Een vrouw verloor haar ex-man aan onmatigheid en overdenkt hun leven samen terwijl ze een lading appelflappen bereidt. Het bezig zijn met de bereidingen werkt, al is de ruimte waarin dat gebeurt zeer zeker geen keuken. Als je daaraan voorbij kunt gaan is het een plezierig stuk dat door Aafke Buringh op een onderhoudende manier wordt gespeeld – inclusief heel goed gedoseerde interactie met het publiek dat regelmatig volop hardop meedenkt. Ze erkent dat er wat gebeurt op de eerste rij, knikt en bevestigt nog eens wat ze al zei en neemt vervolgens strak de draad van haar verhaal weer op. Eigenlijk versterken de interrupties het effect van de monoloog, ze staat niet tegen het luchtledige te praten maar vindt letterlijk een gehoor om haar verhaal uit de doeken te doen.

De tekst van Peter de Graef zit mooi in elkaar, met een herhalend motief waarin de vrouw haar situatie vanuit een ander perspectief bekijkt, bijvoorbeeld op moleculair niveau. De cirkel wordt rond met het terugkerende beeld van leegte tussen moleculen en elektronen: die leegte is er met een belangrijke reden. Die leegte geeft de dingen hun vorm. Met als centrale figuur iemand die die leegte alsmaar opvult; met een pijlsnelle carrière en geld, met veel kinderen, met eten is het een beeld dat blijft hangen.

Ook het tweede stuk Pillow Talk, over wellust die een vrouw plots overvalt, is van de hand van Peter de Graef. Ook hier een kundig gestructureerd stuk met een mysterie. De puzzel hier is of de gebeurtenissen nu eigenlijk wel echt hebben plaatsgevonden, zo wonderlijk zijn ze. Wendell Jaspers houdt de vraag vakkundig in de lucht en schakelt moeiteloos van ingeleefd vertellen naar het hier en nu van haar publiek; hier in deze statige bestuurskamer met de donkere lambrisering ziet ze de twijfel in de ogen van haar publiek en neemt die mee in haar spel. Lang kun je de gedachtegangen van deze vrouw, die een beschermd bestaan heeft gekend dat erg doet denken aan iets uit de jaren vijftig, afdoen als levendige fantasie, maar uiteindelijk overheerst toch twijfel.

Beide stukken behandelen de grote zonden op een kleine, persoonlijke manier en worden intiem gebracht. Wat de werkelijke dreiging is die uitgaat van een samenleving die zich overgeeft aan hebzucht, hoogmoed, afgunst, wellust, gulzigheid, luiheid en wraak komt niet aan de orde en dat is jammer. Wat kan zo’n oud maar diepgeworteld gedragssysteem ons vandaag misschien aan houvast bieden? De vraag is wellicht vanuit het persoonlijke te beantwoorden maar wordt hier niet heel dringend gesteld.

Foto Pillow Talk: Jean Philipse