In een reeks presentaties repeteren Anoek Nuyens en Rebekka de Wit voor de rechtszaak die Milieudefensie tegen grootvervuiler Shell heeft aangespannen. In deze ‘pre-enactments’ bereiden ze ons en zichzelf voor op de confrontatie met apathie, cynisme en hebzucht in de strijd om te redden wat er te redden valt voor het klimaat. In de tweede aflevering stonden de overheid en de burger centraal, maar gaat de hoofdrol uiteindelijk naar de sabotagetechnieken van een Realpolitiker.

Het spreekt tot de verbeelding, ‘repetities voor de werkelijkheid.’ Meteen stelt de subtitel van De Zaak Shell de realiteit voor als iets dat op zijn minst kneedbaar is, een project waar we met zijn allen verantwoordelijk voor zijn. Makers Anoek Nuyens en Rebekka de Wit leggen bij aanvang uit dat het ze te doen is om gezamenlijk een script te bedenken dat je in gesprekken over de klimaatcrisis zou kunnen inzetten – bij een kerstdiner bij voorbeeld, als die vervelende oom je weer komt mansplainen over dat het allemaal wel meevalt, dat er wel technologische oplossingen zullen komen of dat het allemaal een groot complot is. Zodat op iedere drogreden en alternative fact uit de monden van ‘klimaatrealisten’ al een antwoord klaarligt zodat je ze meteen de mond kunt snoeren.

Een prachtige ambitie. Daarvoor moeten echter wel de retorische trucjes van dwarsliggers in het klimaatdebat worden doorzien, en daarom schrijven Nuyens en De Wit steeds twee monologen voor deelnemers aan de discussie – in de eerste aflevering kwamen Shell (vertolkt door Jaap Spijkers) en De Consument (Janneke Remmers) aan het woord, dit keer is het de beurt aan De Overheid (Gijs Scholten van Aschat) en De Burger (Ariane Schluter).

Het betoog van De Overheid begint slim met geveinsde oprechtheid: hij legt uit dat hij als politicus getraind is in het debat en legt een aantal retorische strategieën uit, waarvan hij ons vervolgens op het hart drukt dat hij die vanavond niet zal inzetten. Hij is immers net zo goed een mens als wij. Wat volgt is echter een aaneenschakeling van verleiding, halve waarheden en afschuiven van verantwoordelijkheid, waarin allerlei frames de revue passeren die uitleggen waarom de overheid te weinig aan het klimaat doet. Het is economisch niet haalbaar, ecologische maatregelen treffen de minder bedeelden in de samenleving het zwaarst, er is geen draagvlak bij de kiezer, ‘we doen het ook nooit goed’, zo werkt de democratie nou eenmaal, etc. etc.

Sterk rijst uit de tekst het beeld van een politiek systeem dat geen politiek meer bedrijft omdat het niet meer buiten de kaders van het bestaande kan denken, en zichzelf gevangen houdt in een beperkt idee van rentmeesterschap dat totaal niet is opgewassen tegen de uitdagingen van deze tijd. Scholten van Aschat weet mooi de ‘business-as-usual’-mentaliteit van de huidige politiek te treffen.

Het betoog van De Burger, belichaamd door een docente maatschappijleer, voelt als een direct weerwoord hierop. Schluter spreekt in haar rol over de depolitiserende werking van ‘individuele vrijheid en verantwoordelijkheid’ die de Nederlandse overheid zo sterk heeft omarmd: het is een consumptievrijheid, geen burgerlijke vrijheid, omdat die laatste vertrekt uit ideeën over hoe de maatschappij eruit zou moeten zien in plaats van uit de vrijheid om vlees te eten. De overheid wijst zijn verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de samenleving als geheel af, uit angst om de individuele consumptievrijheid in te perken – dat blijkt uit de privatisering van overheidsinstellingen; uit campagnes die ‘gezondheid’ een individuele verantwoordelijkheid noemen terwijl er tegelijkertijd nieuwe kolencentrales worden gebouwd en de maximumsnelheid wordt verhoogd; en uit de afbraak van de verzorgingsstaat ten behoeve van stimulering van de vrije markt. Erg sterk is de vergelijking met het rookverbod: ook daar was er gemor over de inperking van individuele vrijheid, maar inmiddels snapt iedereen dat het nodig was.

Genoeg stof om over na te denken en een collectief gesprek over aan te gaan. De vorm die Nuyens en De Wit voor het vervolg van hun programma hebben gekozen gooit echter roet in het eten. In een veel te lang panelgesprek mogen eerst drie witte mannen van tussen de veertig en de zestig uitgebreid reflecteren op wat we hebben gehoord voor er, vijftig minuten later, pas ruimte is voor reacties uit het (op alle fronten veel diversere) publiek. Het is een bevreemdende keuze: als je ‘repeteert voor de werkelijkheid’, waarom zou je dan de dodelijke vorm van het talkshowdebat, dat een paar uitverkorenen met al dan niet verstand van zaken de kans geeft om te oreren terwijl alle andere aanwezigen hun mond moeten houden, nog altijd op handen willen dragen?

Misschien wel juist om nog een keer te tonen wat een vernietigende uitwerking het heeft op iedere vorm van progressief denken. Een van de panelleden, Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden, is precies die oom van het kerstdiner: onderuitgezakt in zijn stoel karakteriseert hij alles wat De Burger heeft gezegd als ‘hetzelfde gezeur van de kiezer dat we al sinds de jaren vijftig horen’ en politiek protest als ‘lui en gemakzuchtig’. Waar hij dan wel in gelooft blijft onduidelijk, behalve misschien in de kracht van ondernemerschap om de uitdagingen van deze tijd zelf op te lossen.

Wat het nog erger maakt is dat nooit duidelijk wordt waarom juist hij zo veel ruimte krijgt in dit gesprek. Tussen neus en lippen door wordt nog wel even genoemd dat het Instituut voor Publieke Waarden zich inzet voor ‘de publieke zaak’ door middel van ‘actieonderzoek’, maar wat dat dan is, laat staan vanuit welke positie van expertise Kruiter hier spreekt, blijft in het ongewisse. Zo heeft hij – misschien buiten zijn eigen schuld om – nog het meest de uitstraling van een van die tv-persoonlijkheden die ook altijd om hun mening worden gevraagd over zaken waarvan ze totaal geen verstand hebben.

Maar zoals Nuyens en De Wit al in het begin zeggen: degene die zijn rol het best speelt, wint. En Kruiter speelt de rol van de autoriteit als geen ander, en trekt daarmee de hele avond naar zich toe. Zelfs als er eindelijk ruimte is voor vragen vanuit het publiek richten die zich op hem, waardoor hij toch het middelpunt van de aandacht blijft.

Maar we moeten leren dat het verspilde tijd is om in discussie te gaan met professionele dwarsliggers. De geweldige verzameling van denkers en doeners die op de avonden van Nuyens en De Wit afkomen kan haar energie en talent veel beter besteden dan het in standhouden van een achterhoedegevecht. Het is aan de makers om voor volgende edities een vorm te vinden die juist nieuwe manieren voorstelt om dit gesprek te voeren, die de collectiviteit kanaliseert in plaats van gefrustreerd kapot laat slaan op één zuigende ‘pragmaticus’.

Foto: Jean van Lingen