Twee jaar geleden maakte Theater Gnaffel met Oma, mag ik mijn pop terug een ontroerende maar ook zeer komische voorstelling over dementie. Ook in De worstelaar, dat tien jaar geleden een Zilveren Krekel won en waarmee Theater Gnaffel nu zijn dertigjarige jubileum viert, speelt ouder worden en de ongemakken die daarbij horen een grote rol.

Plaats van handeling is een stoffig en saai bejaardentehuis waar elke dag hetzelfde is. Totdat op een dag worstelaar Koas verschijnt. Op zijn aftandse koffer stickers van de vele plaatsen waar hij heeft opgetreden, tot Timbuktu aan toe. Inhoud: vergeelde foto’s, een scheermes, een halter.

Met een mengeling van argwaan en nieuwsgierigheid slaan de overige bewoners de nieuwkomer gade. Wat moet die maffe circusartiest hier? Meneer Kowalski moet niets van hem hebben. Hij wil rust en orde. Alleen de dementerende meneer Kleermaker die de hele wereld om hem heen met louter verwondering bekijkt, sluit meteen vriendschap met Koas. Dit resulteert in een aantal komische circusacts, maar ook in een badscène waarin alles samenkomt: de levenslust van de worstelaar, de hulpeloosheid van meneer Kleermaker én het plezier dat zij samen beleven. Componist Sjostakovitsj raakt ondertussen geïnspireerd door alle levendigheid die de worstelaar met zich meebrengt en besluit niet alleen voor het eerst in jaren weer ‘noten aan elkaar te plakken’, maar ook zelf een cello te bouwen.

Wanneer de worstelaar onbedoeld ook zorgt voor grote rivaliteit tussen de bijtgrage mevrouw Langelaar en de dromerige Mathilde, daagt Kowalski de worstelaar uit voor een potje armworstelen – dat Kowalski uiteraard verliest… en wint. Als de worstelaar vervolgens daadwerkelijk lijkt te vertrekken, blijkt dat ook Kowalski juist is opgeleefd door de onderlinge rivaliteit. Hij daagt hem zelfs uit te blijven. Het is het kantelmoment van de voorstelling, die daarna verandert in een tragikomisch circusprogramma waaraan alle bewoners meedoen, met als hoogtepunt de fors uitvergrote worstelact van Koas en Kowalski.

Zeer behendig maakt Gnaffel gedurende het verloop van de voorstelling van wat op een ver-van-mijn-bed-show voor het jonge publiek lijkt een ook voor hen al te herkenbaar verhaal. Want waarin verschilt de worstelaar van een nieuwkomer vol branie op het schoolplein of in de speeltuin? Ook daar ontstaan immers meteen vriendschappen, verliefdheden én aartsvijanden, slaan hoogoplopende ruzies van het ene op het andere moment om in uitbundig spelplezier. En is er altijd die ene dromer.

Het spelplezier kenmerkt Theater Gnaffel ook dertig jaar, waarbij poppenmaker en -speler Elout Hol op verbluffende wijze elk van de poppen, vaak niet eens meer dan een hoofd, toch een onmiskenbaar eigen karakter geeft. Het razend knappe is dat Hol dit niet bereikt door de poppen totaal verschillend van elkaar te maken, maar door daadwerkelijk woede, verbazing en machteloosheid in zijn poppen te leggen. Koos Elfering neemt als de worstelaar vanaf de eerste seconde het publiek voor zich in. Beiden worden ondersteund door een welgekozen mengelmoes van circus-, klassieke en zigeunerklanken.

De grijze haren van beide spelers en het dertigjarig jubileum geven deze reprise daarbij een onderlaag die uiteraard de kinderen in het publiek niet raakt, maar de (groot)ouders des te meer. En dat Gnaffel ook de toekomst zeker stelt, was even later te zien bij Thuis troost van Julia Schmitz onder de paraplu Gnaffel Jong. Op naar de komende dertig jaar!

Foto: Erik Franssen