Is het ene jaar belangrijker dan het andere? Volgens veel historici wel. Een kantelpunt, heet zo’n jaar dan. U kent ze nog wel van uw geschiedenislessen. Columbus in 1492, de bestorming van De Bastille in 1789, de val van de Muur in 1989.

Er zijn mensen die 1974 voor Nederland zo’n kanteljaar vinden. Nog niet eens zozeer vanwege de verloren WK-finale (die zou het veronderstelde oorlogstrauma alleen maar met een paar jaar verlengen), als wel door de massale oranjegekte waarvan voor het eerst sprake was. Tot dat jaar was Nederland amper geïnteresseerd in de verrichtingen van het nationale elftal.

De (voetbal-)historicus Simon Kuper markeert 1974 als het jaar waarin het zelfvertrouwen van ‘de Nederlander’ geboren werd. Voetbal als spiegel van de samenleving; Nederland werd gidsland, ‘we’ begonnen ons moreel superieur te wanen.

De Weltmeister van theatergezelschap Iemandsland speelt zich af in dat kanteljaar. In het personage Gerda (gespeeld door Margje Wittermans) wordt dat toegenomen zelfvertrouwen gepersonifieerd. Zij staat daarin pal tegenover haar echtgenoot Arie (Wouter van Oord), een pomphouder in een Drents grensdorp die wars is van elke verandering en nog steeds gebukt gaat onder de trauma’s van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het bombardement op Rotterdam heeft hij zijn zus verloren.

De gaandeweg steeds minder nuchter wordende Drentse Gerda staat symbool voor het veranderende Nederland. Ook zij heeft geleden onder die oorlog (haar beide broers zijn in het verzet omgekomen) maar ze acht de tijd nu rijp voor stappen voorwaarts. Eerst door de pomp te willen verkopen aan een Duits bedrijf, later door zich over te geven aan de prietpraat van een Krishna-volgeling. Het zij zo. Het was de tijdgeest, zullen we maar zeggen.

Het gezin wordt gecompleteerd door een puberende zoon en dochter die zich in het saaie dorp van verveling geen raad weten en zich verliezen in wilde fantasieën. Zoon Theo tekent pornografische plaatjes, zus Stine experimenteert met de voor een puber heilige drie-eenheid van seks, drank en drugs.

Potentieel mooi materiaal voor een Drents Kitchen Sink Drama, zeker in handen van schrijver Jan Veldman die al eerder liet zien (in zijn stuk Beukema) een controversieel onderwerp als incest niet te schuwen. Maar er was besloten van De Weltmeister muziektheater voor de grote zaal te maken en dus moest er navenant groot uitgepakt worden. Waardoor het drama behoorlijk in de verdrukking raakt. Om niet te zeggen dat het grotendeels teloor gaat tussen de liedjes van Bert Hadders en de enorme beeldschermen waarop overrompelende visuals voortdurend de aandacht opeisen.

Hoewel regisseur Albert Secuur al die muzikale en beeldende elementen behoorlijk vloeiend aan elkaar heeft gemonteerd,  ontkomt de voorstelling door deze opzet niet aan een tamelijk schematisch liedje-scène-liedje-scène-concept. Het verhaal heeft daar danig onder te lijden. Het enige personage dat we nog enigszins kunnen volgen in zijn ontwikkeling is Arie, van de andere drie gezinsleden krijgen we feitelijk niets meer te zien dan wat snapshots.

Wat dan resteert is een voorstelling die af en toe ontroert (in het prachtige door Wittermans gezongen lied Laat me) of shockeert (dochter Stine die haar broer aftrekt), soms overrompelt met indrukwekkende visuals van het Groningse bedrijf Happy Ship en vergeven is van knappe pastiches van 1974-hits. De modetrends van die tijd zijn heftig uitvergroot in kostuums en dat zorgt voor een prettig nostalgisch sfeertje. Maar De Weltmeister weigert meer te worden dan de som der delen.

Foto: Trees Rouw