Het is waarschijnlijk het grootste trauma uit de recente Belgische geschiedenis, de zaak rond Marc Dutroux. De moordenaar en verkrachter die jarenlang jonge meisjes opsloot in de krappe, koude kelder onder zijn donkere huis en ze dwong tot seks. Vier van hen overleefden het niet. De vrouw van Dutroux, Michelle Martin, werd bestraft als medeplichtige en is afgelopen zomer onvoorwaardelijk vrijgekomen. Het zorgde opnieuw voor beroering in de samenleving.

Actrice Marie Louise Stheins en de Vlaamse regisseur Julie Van den Berghe maakten bij Het Zuidelijk Toneel een intens beklemmende theaterbewerking van het boek dat Kristien Hemmerechts baseerde op Martin, De vrouw die de honden eten gaf (2014). Beide werken zijn ingegeven door de vraag hoe het komt dat Martin intens gehaat wordt, terwijl Dutroux pervers genoeg ook bewondering ten deel valt, getuige de liefdesbrieven die hij ontvangt. Het is een vraag die gesteld moet worden, want die zegt iets over wat een samenleving verwacht van mannen, en wat van vrouwen. De première vindt plaats op de dag dat de politie in premièrestad Eindhoven een busje aantrof dat volledig was toegerust op het kidnappen van personen. Het wordt geen gemakkelijke avond.

Het rake decor- en lichtontwerp van Niek Kortekaas en de compositie van Kwinten Mordijck dragen bij aan de verdoemde sfeer van manipulatie en mishandeling. De effecten zijn hard, het spel van Stheins is ingeleefd. Zo gaan zij en Van den Berghe op zoek. Naar hoe het toch kon dat een vrouw die zelf moeder is, de kinderen van andere moeders zo aan hun gruwelijke lot kon overlaten. Want dat zij moeder is, maakt haar misdaad onbegrijpelijk in de publieke opinie.

De blonde vrouw zit in een lichtblauw glanzende hoepelrok op een ijzeren stellage, een grote hond tegen zich aan. Het kapsel, de rok en het relaas van haar jeugd met een narcistische, manipulatieve moeder, zorgen ervoor dat je een meisje ziet zitten. Een kind dat altijd kind moet blijven. Wat er ook gebeurt. Onderbroken door vervreemdende sequenties met harde muziek en groene lichtflitsen, waarin de vrouw typische handgebaren maakt en haar mond wijd openspert, vertelt ze haar niet malse verhaal. Om haar heen danst een spookachtig meisje, performer Indy Struik.

‘Ik moest de kelder van hem schilderen. Ik weet niet waarom, ik ben vergeten waarom’, roept ze verschillende keren over het dreunende en schurende geluid uit. In die zin ligt veel besloten over het karakter van deze fictieve Martin. Waar zij vertelt dat ze onder de indruk was van zijn viriliteit, zie je als kijker dat ook zij een prooi was voor het roofdier dat hij is.

Wanneer je na een half uur in deze voorstelling hebt gehoord hoe haar moeder was en hebt gezien hoe ze zelf moeder werd, wordt duidelijk dat de makers niets moeten hebben van het idee dat het moederschap iedere vrouw hoe dan ook tot een zorgzaam en toegewijd type maakt. Moederschap is niet iets magisch dat altijd vanzelf goed komt, zegt deze voorstelling. Net zoals vaderschap dat ook niet is. Waarom is dat niet het verwijt aan Dutroux?

Het leven is een kooi voor de vrouw die Marie Louise Stheins neerzet. Ze zit in een kooiconstructie op het toneel en vertelt over de belangrijkste mensen in haar leven: haar moeder, Dutroux, kloosterzuster Virginie. Uit alles blijkt dat ze haar leven lang is gekleineerd, gemanipuleerd, gekoeioneerd. Dat kooit haar gevoelswereld. Zelfs de wezens voor wie ze moest zorgen, haar kinderen en honden, beknotten haar – zij wilde uit dansen, maar ze kon niet weg want ze leefde alleen met ze, dus kregen ze een pilletje om dieper te slapen.

Maar ze is zich van haar kooi niet bewust. En dat maakt van haar de perfecte medeplichtige. Juist daarom kan ze niet geloven dat er nog andere kooien bestaan. Dat daarin nog andere mensen zaten, die haar hulp heel hard nodig hadden.

Naar buiten mag ze, met dit wereldbeeld intact. Ze kiest ervoor in een klooster te gaan wonen. Andere pruik, andere kleren. Maar ze kiest opnieuw een kooi.

Foto Jostijn Ligtvoet