Charlie en Matilda, verwende pubers met witte kniekousen uit de Upper East Side, zijn hun pianolessen zat. De eindeloze vingeroefeningen zijn al bijna net zo saai als de ideologieën van de pianoleraar, Paul Wittgenstein (Martijn Nieuwerf).

De pianist verloor zijn rechterarm in de Eerste Wereldoorlog en vluchtte tijdens de Tweede naar Manhattan. Nu geeft hij les aan de rijke, Amerikaanse kinderen, die de waarde van zijn lessen niet inzien. Wanneer hun ouders op reis zijn, verzinnen ze een gruwelijk plan om een punt te zetten achter Wittgensteins pianolessen.

In een uur tijd ontwikkelt zich een komisch, duister plot dat iets wegheeft van een ouderwetse thriller of film noir. Butler Stiglitz en Wittgenstein verzinnen samen een listig tegenplan, om de kinderen empathisch vermogen mee te geven. Zij vertellen Charlie en Matilda dat het schip van hun ouders is vergaan in een verwoestende storm. Het kind dat zich een week lang het beste gedraagt, krijgt de volledige erfenis.

Roeland Hofman schreef vier karikaturen verwikkeld in een vals spel. De personages worden allen gedreven door één rechtlijnig motief waar ze de hele voorstelling niet van afwijken. Wittgenstein wil, koste wat het kost, zijn vooroorlogse, intellectuele idealen redden en meegeven aan een volgende generatie. Hij kan zich niet voorstellen dat dit voor twaalfjarigen niet hoog op het wensenlijstje staat. Martijn Nieuwerf speelt de slimme, maar sociaal onhandige Wittgenstein erg komisch.

Charlie en Matilda willen op hun beurt alleen maar geld. Ze hunkeren er zo naar dat ze de dood van hun ouders niet eens betreuren. Wat butler Stiglitz (een mysterieus personage door Tobias Nierop) wil, komt pas tegen het einde van het stuk naar voren, wanneer hij het publiek op scherp zet met een bloederige plottwist.

Uiteindelijk gaat de voorstelling, die zich in 1951 afspeelt, over de veranderende moraal en definitie van succes. Waar Wittgenstein intellect als het hoogste goed beschouwd, representeren de kinderen de eerste generatie welvaartsdenkers. Van beide kanten wordt dit dik aangezet, waardoor het soms uitleggerig wordt, maar vooral ook erg grappig. Tegenover de voorspelbare personages staat scherpe taal, waarin de personages nog eens extra tegenover elkaar worden gezet. Wittgenstein spreekt vaak in lange, abstractere zinnen, waar de kinderen vooral korte uitroepen doen en een creatief scheldwoordenvocabulaire hebben.

Hofman heeft met De Verschrikkelijke Wittgenstein een prettige lunchvoorstelling gemaakt, waarbij het publiek zich kan laten verrassen door de doortraptheid van de personages en de gekke wendingen van het plot zonder dat het op een enkel moment lastig te volgen is.

Foto: Ben van Duin

Lees ook onze bespreking van de tekst van Roeland Hofman in ons dossier DeClaus Theatertekstkritiek.