De schippers van de Kameleon: met de muziek mee is flinterdun musicalvermaak met een redelijk onbegrijpelijk, overvol plot. De spelers schmieren zich een weg door het nuchtere, Friese plattelandsdorpje.

De boel vangt aan met de komst van een illustere dirigent, die op zoek is naar een geheim dirigentenstokje dat ergens ligt opgeborgen in een kluis in het Friese dorpje Lenten, woonplaats van de door Hotze de Roos bedachte tweeling Hielke en Sietse. Volgens de overlevering, zo horen we, zorgde het stokje in een ver verleden voor een heuse ‘choreomanie’, een verslavende dansziekte die het dorp in de greep hield.

Om onverklaarbare redenen beginnen alle dorpsgenoten ineens gesprekken te voeren met willekeurige objecten, die hen musicerend van repliek dienen: de tuba komt tot leven, een fluitje begint uit zichzelf terug te fluiten, de kaas trommelt een antwoord.

Terwijl de dirigent de schuilplaats van het stokje ontfutselt, doolt er ook een zich uitsluitend in semi-diepzinnige platitudes uitdrukkende waarzegster door het dorpje, is er een ontluikende kalverliefde tussen Hielke en zijn gedisciplineerde leeftijdsgenootje Sara en rent veldwachter Storm voortdurend achter de feiten aan.

Van het plot (van Dick van den Heuvel) – dat gek genoeg even oppervlakkig als onnavolgbaar is – moet deze zesplus-musical het bepaald niet hebben. Ter compensatie (of afleiding) daarvan, zijn er lekker vet aangezette personages, die in regie van Robin van den Heuvel volop contact met het publiek maken. Met name de sullige, maar goedbedoelende agent Zwart (David van den Tempel) en de boosaardige dirigent (Alfred van den Heuvel) schmieren er met zichtbaar plezier op los. Die laatste vormt als wollige, pseudo-artistieke stedeling een treffend contrast met de Friese nuchterheid om hem heen.

Sterre Schaasberg zorgt als Sara hier en daar voor een welkom reliëfje aan diepgang, als langzaam doorschemert dat haar ergernis naar Hielke eigenlijk iets anders verhult. Fijn is ook de totaal overdreven kaas-adoratie van dorpsgenoot Gerben (Calvin Kromheer), die culmineert in een hilarisch loflied aan de kaas. Sofia Ferri is ondertussen totaal ongrijpbaar als ronddolende waarzegster, wat ergens een prettig tegenwicht biedt aan alle hapklare personages om haar heen, al blijft haar aandeel in de anekdote per saldo volstrekt onduidelijk.

De tweeling wordt in een dubbelrol gespeeld door Joris Braster, wat niet alleen vrolijke verwarring over wie nu wie is bij de andere personages sorteert, maar ook bij het publiek: een geestige vondst. Uiteindelijk komt de dirigent, die eerder nog ‘wereldheerschappij’ nastreefde, zonder al te veel moeite tot inkeer en lijkt de boel in een onwaarschijnlijk rappe afwikkeling weer beslecht. Daarvoor komt natuurlijk ook die beruchte boot nog even plichtmatig voorbij op het achtertoneel, in een totaal overbodige achtervolgingsscène.

Het verhaal wordt nu en dan stilgelegd voor de voornamelijk reflectieve liedjes (Jeroen Sleyfer en Fons Merkies), die dinsdag op de première in Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden soms net te hard werden versterkt of in de groepszang helaas niet goed te verstaan waren. De choreografie van Roman Brasser beperkt zich tot wat suffige pasjes en opstellingen.

Al met al is De schippers van de Kameleon: met de muziek mee een wisselvallige vijf kwartier feelgood-muziektheater, dat het vooral moet hebben van het plezierige contrast dat opgeworpen wordt door de vet aangezette, schmierende personages in de context van die oer-Friese nuchterheid.

Foto: Annemieke van der Togt