In het atelier van Orkater-vormgever Michiel Voet op de NDSM-werf in Amsterdam-Noord huisde lange tijd een illegale man uit Algerije. Hij noemde zichzelf Karim Ramtani, maar heette hij wel zo? Had hij zijn naam eerlijk doorgegeven aan Voet? En waarom geloofde Voet hem? Hoe belangrijk is eerlijk in de wereld van de illegaliteit? De man, die al drieëntwintig jaar illegaal in ons land verbleef, verschanste zich in de veilige studioruimte.

Zo begint Voet zijn voorstelling De onzichtbare man al vertellend over zijn ontdekking van de NDSM-werf, die ‘verwilderde achtertuin van Amsterdam’, ‘de spookstad’ en ‘die plek waar de tijd stilstaat’. Zijn lofzang op de werf is terecht: het is inderdaad een schitterende plek, en niet voor niets brengt het Over het IJ Festival daar zomer na zomer belangrijke voorstellingen. Voet toont ons, toeschouwers in zijn atelier, foto’s van een sculpturale schoonheid. Geleidelijk is er tussen Ramtani en Voet een artistieke symbiose ontstaan. Hij ensceneert de ‘onzichtbare man’ ingetaped in plastic, gehuld in de hoes van op straat gevonden matrassen, verborgen in een bankstel of voorzien van een masker waarachter hij zijn werkelijke gezicht verbergt. Volgens Voet is de grens tussen illegaliteit en onze dagelijkse werkelijkheid slechts een millimeter dun.

Voets introductie is spannend: Ramtani wijst hem de weg in het duistere, onzichtbare Amsterdam van de illegaliteit. Hij luistert naar zijn verhalen uit zijn getraumatiseerde jeugd, naar verblijf in gevangenissen, naar wonden en littekens die hij in zijn leven buiten de wet en zonder geldig identiteitsbewijs opliep. Dan verplaatst de handeling zich naar een andere ruimte, de immense hal van de voormalige scheepsbouw, waar het tweede deel zich afspeelt.

Nu komt Ramtani zelf aan bod, krachtig en schitterend vertolkt door acteur Mohammed Azaay (zonder dat hij ergens in de credits wordt vernoemd). Zijn acteerstijl is zonder meer boeiend. Azaay laat weten dat hij Voet alleen maar leugens en mooie verzinsels vertelde, om hem te voeden met spannende verhalen over zichtbaarheid en onzichtbaarheid in de illegale wereld. Ondertussen laten beeldschermen de echte Ramtani zien in vertraagde beelden, een eenzame gemaskerde man die in naargeestige ruimtes op een bed ligt, die zich hult in een grijs gordijn, die dobbelstenen gooit. Zijn gezicht zien we niet. Regisseur Leopold Witte gaat mee in dit spel van maskerades en werkelijkheid, van fictie en waarheid.

Alles wat in het eerste deel door Voet wordt gezegd, ontkent de acteur in het tweede deel. Aanvankelijk geeft dat een aangename, licht-absurde dramatiek maar geleidelijk wordt het teveel. We krijgen het hele verhaal twee keer verteld, in plaats dat er een keuze is gemaakt tussen dramatisch interessante en minder treffende passages. Ook is Michael Bijnens als tekstschrijver te verliefd op zijn vondst van het fenomeen onzichtbaarheid: feitelijk komt het in bijna elke zinswending terug. Wel is treffend en scherpzinnig verbeeld dat de wereld van de leugens de ware wereld van de illegaliteit uitmaakt.

Aan het slot lijkt de verwarring compleet en is iedereen gemaskerd, zelfs Voet zelf, totdat de werkelijke Ramtani zich laat zien, althans, die suggestie is er, kort, want hij is eigenlijk een man op de vlucht. Deze voorstelling houdt het midden tussen toneel en een theatrale installatie, bovendien is er ook een fotoboek verschenen. Iemand die zo onzichtbaar is als Ramtani, is tegelijkertijd overal. En dus ook weer nergens. Het spel blijft boeiend.

Op de foto Michiel Voet