Tsaar Peter de Grote (1672-1725), en vooral zijn incognito verblijf als leerling-timmerman op een scheepswerf in Zaandam, was omstreeks 1800 een zeer populair onderwerp voor lichtvoetige opera’s. Daarvan heeft Barokopera Amsterdam er drie onder het stof vandaan gehaald en door elkaar gemonteerd onder het motto: ‘Wie is de ware Peter?’ Was hij een brute dictator of een verlichte vorst? Leek hij wellicht op de hedendaagse Poetin? Is er ook in zijn geval sprake van nepnieuws en ordinaire propaganda?

Het Duitstalige Zar und Zimmerman van Albert Lortzing is misschien de bekendste van de drie opera’s en wordt in Duitsland nog altijd regelmatig vertoond. Maar ook Giacomo Donizetti heeft zich al tien jaar eerder met het minder bekende Il Borgomastro di Saardam aan het thema gewijd. Beide opera’s gaan terug op een toneelstuk Le Bourgmestre de Saardam ou Les deux Pierre van Mélesville uit 1818. Al daarvóór, in 1790, componeerde André Ernest Gretry Pierre le Grand over een vergelijkbare episode uit het leven van tsaar Peter, toen hij op een werf incognito zijn toekomstige echtgenote Catherine ontmoette, een meisje uit het volk.

Wat de opera’s gemeen hebben is dat het voor ons oppervlakkige niemendalletjes zijn geworden, vooral de muziek van Lortzing uit 1837 klinkt ons nu een beetje flauw in de oren. Frédérique Chauvet, die de artistieke en muzikale leiding heeft van Barokopera, besloot alleen enige hoogtepunten van de drie opera’s aan elkaar te plakken, met nog enige Nederlandstalige en Russische teksten en wat Russische liederen daaraan toegevoegd. De gedachte is dat het geheel een veelkleurig beeld van de grote tsaar zou geven, dat je daardoor propaganda en onwaarheid zou kunnen doorprikken en dat je daarmee misschien ook iets zou kunnen zeggen over hoe we nu naar Poetin en het nepnieuws over hem kijken.

Dat is er niet helemaal uit gekomen. De drie versies verschillen niet erg van elkaar, in alledrie wordt Peter geïdealiseerd als een energieke man die zijn land moderniseert, waarbij er helaas af en toe spaanders moeten vallen. Eigenaardig is alleen, dat hij in de Franse versie het meisje boven de politiek stelt (oh là là), terwijl hij zich in de Italiaanse en de Duitse opera’s helemaal niet voor de liefde interesseert en dat overlaat aan zijn naamgenoot Peter, een Russische deserteur, die ook op de scheepswerf werkt.

Nynke van den Bergh heeft in haar regie gekozen voor een uiterst eenvoudig toneelbeeld, ontwerper Sanne Puijk gebruikt zelfs onnodige en onhandige platte kartonnen rekwisieten als kledingstukken. Twee heel jonge circusartiesten, Stella Garbe Huedo en Noah Schiltknecht, spelen vooral kinderen en jongleren met kinderhoofdjes op sterk water, een luguber detail, maar wel historisch verantwoord, dat zowel verwijst naar Peters verzameldrift als naar zijn wreedheid.

De van oorsprong Russische sopraan Varvara Tishina schakelt binnen een seconde van een mooi Zaans dorpsmeisje naar een koele Russische televisiepresentatrice die met haar gesproken teksten Peter de Grote in een kader moet zetten. Zij heeft een prachtige stem, ziet er stralend uit en is op beide manieren even overtuigend. De overige rollen worden gespeeld en gezongen door een mannenkwartet van twee tenoren (Falco van Loon en Jacques de Faber) en twee baritons (Pieter Hendriks en Marc Pantus). Die vier wisselen voortdurend van rollen, ze zijn nu eens Peter de Grote, dan weer de andere Peter, de burgemeester van Zaandam of een Franse gezant die Peter probeert te ontmaskeren. Het is rommelig en het draagt niet bij aan een analyse van het karakter van de tsaar, laat staan van Poetin.

Het barokorkest heeft de bijzondere taak op zich genomen om voornamelijk negentiende-eeuwse muziek die toch al niet zo overtuigend is op authentieke oude instrumenten te spelen. Pas na de pauze, als voornamelijk fragmenten uit het stuk van Gretry worden gespeeld, komt dat meer op zijn plaats. Zo zijn er allerlei omkeringen en verschuivingen die meer met toeval dan keuzes te maken hebben. Een afwisselende, interessante, maar niet helemaal geslaagde onderneming, die Peter wel enigszins, maar Poetin in het geheel niet dichter bij ons brengt.

Foto: Hans van den Bogard