‘Als je goed om je heen kijkt, zie je dat er allemaal positieve dingen gebeuren.’ En hij blijft het benadrukken: hij wil het alleen maar hebben over positieve dingen. Maar een jaar is veel ingewikkelder dan dat.

Als een oudejaarsconference een jaaroverzicht moet zijn, dan is deze in dat opzicht meer dan geslaagd. Voor je gevoel komt alles wat het afgelopen jaar is gebeurd voorbij. Eenvoudige onderwerpen, of ingewikkelde, grappige en beschamende. Sommige worden kort aangestipt, soms zelfs alleen even genoemd, of associatief gebruikt. Anderen worden meer diepgaand behandeld.

De algemene gedeelten worden afgewisseld met persoonlijke verhalen. Het zijn die verhalen die de voorstelling body geven. Bijvoorbeeld als hij de brief voorleest die hij jaren geleden aan zijn vader schreef. Of als hij vertelt dat je kinderen niets moet uitleggen maar ze zelf moet laten nadenken. Of als hij het heeft over hoe mooi saamhorigheid kan zijn, maar ook hoe gevaarlijk.

‘Hoe leg ik de wereld uit aan mijn kinderen?’ is een veel gebruikte vraag. ‘Hoe leg ik het uit aan mijn vader?’ is minder bekend. Jansen gebruikt deze opzet om een langere geschiedenis te schetsen. Want zijn vader kent de wereld al. En heeft herinneringen en aannames. Maar hoe koppel je die aan de actuele gebeurtenissen? Hoe plaats je het toen en het nu in een geheel? Zoals hij zelf zegt: er zijn geen simpele oplossingen.

De eerste driekwart van de voorstelling verloopt vloeiend. Op een prettige manier springt Jansen van de hak op de tak. Hij vertelt ontspannen en het tempo, dat voorheen soms wel eens aan de te hoge kant was, is aangenaam. Hij componeert het geheel zorgvuldig; grappige onderwerpen stuwt hij op, of gebruikt hij om pijnlijkere onderwerpen te verlichten. Behendig dirigeert hij het publiek van lachsalvo naar aandachtige stilte.

Waar nog winst te behalen valt, is in het laatste kwart van de voorstelling. Het stuk over de vele piepjes die we tegenwoordig horen komt uit de lucht vallen. Het heeft potentie, zowel inhoudelijk als graptechnisch (en zou zelfs het hoogtepunt van de voorstelling kunnen worden), maar het verdient een betere uitwerking.

Ook het stuk erna is nog niet helder. Jansen somt boos een aantal uitspraken van mensen uit de bankensector op. Zij woede is eerlijk, en de verontwaardiging ook. Maar de opeenstapeling van feiten maken het stuk hermetisch en laten zo geen ruimte voor verbeelding of interpretatie. Hij weet de toon nog wat te sturen richting de komische kant, maar haalt daarmee ook de angel eruit. Om het daarna nog eens om te buigen en te benoemen dat het ook te maken heeft met onze eigen hebzucht. Een interessant punt dat helaas niet verder wordt uitgewerkt. De vraag is dan ook wat hij met dit stuk wil.

Tot slot komt hij terug op het verhaal over zijn vader. Maar hij slaagt er nog niet in om alles op het einde bij elkaar te laten komen. Daarvoor zijn er nog teveel losse eindjes. Maar het is nog geen 31 december. Het voelt haalbaar om dit laatste stuk op korte termijn beter in elkaar te puzzelen.

Het sterkst is Jansen als hij zegt: ‘Ik weet het niet.’ Daar zit zijn kracht, daar is de voorstelling het sterkst. En dat is troostrijker dan een antwoord. Want wij weten het ook niet. De meeste oudjaars-conferenciers zijn prekers. Jansen kan dat prekerige soms ook hebben. En heel soms klinkt ‘Ik weet het niet’ als een moreel bevel. Maar eerlijk en kwetsbaar uitgesproken is het verrijkend en geestverruimend. En heel misschien gaan mensen er zo zelfs nog van nadenken.

Foto: Martin Oudshoorn