In Lars Noréns De nacht, de moeder van de dag proberen vier gezinsleden zich uit alle macht los te weken van elkaar. Maar tegelijkertijd blijven ze zich zo sterk tot de ander verbonden voelen, dat ze niet van elkaar kunnen loskomen. De personages begeven zich daarmee in een spannende spagaat, die in de wat al te obligate regie van Albert Lubbers te weinig uitwerking krijgt.

Lars Norén komt uit een ontwricht gezin: hij had een alcoholistische vader, een suïcidale moeder en groeide op in een slechtlopend hotel. Dat gebruikte hij later (onder meer) als uitgangspunt voor zijn familiedrama De nacht, de moeder van de dag (1982); Noréns toneeloeuvre is aanvankelijk zeer autobiografisch. Pas vanaf de jaren tachtig zou hij breken met zijn naturalistische, ingezoomde huiskamerdrama’s en meer caleidoscopische, opengebroken theaterteksten gaan schrijven. Niettemin blijven zijn stukken in de kern draaien om de ontheemde, uitgespuugde mens in een ontwrichte leefomgeving.

De nacht, de moeder van de dag vangt aan op de ochtend van de zestiende verjaardag van David (Minne Koole) – het personage dat waarschijnlijk Norén zelf vertegenwoordigt en die in een reflex van passiviteit is geschoten. Terwijl schuldeisers en belastinginspecteurs praktisch aan de deur kloppen, proberen Davids ouders en broer uit alle macht het bedrijf draaiende te houden, en en passant de vader (tevergeefs) van zijn drankverslaving te weerhouden. Maar die wringt zich in alle bochten, verstopt flessen op de meest onwaarschijnlijke plekken, om toch te kunnen drinken. Zelfs als hij op heterdaad wordt betrapt, ontkent hij nog in alle toonaarden: hij is onhandelbaar en onbetrouwbaar als een echte verslaafde, blind voor de pijn die hij zijn gezin daarmee doet.

Koole maakt van David een echte nukkige puber: dan weer stug en verbeten, dan weer fladderig en onzeker. Volhardend in zijn eigen gelijk en ondertussen zo opportunistisch als wat. Mooi verstild hoogtepunt is het korte, intieme moment tussen David en zijn broer Georg (Jord Knotter), als die laatste voor even zijn strijdbijl naast zich neerlegt en toegeeft aan zijn behoefte tot verbondenheid. Ook Marie-Christine de Both heeft bij vlagen mooie momenten als zorgzame maar strenge moeder, die allang heeft ingezien dat het leven een loopje met haar heeft genomen.

Maar de veel te uitdrukkelijke aanwezigheid van vader Martin (Wouter Van Lierde) slaat het stuk volledig murw. Van Lierde benadert de alcoholistische vader als een zwalkende clown, een zeurderige huilebalk die geloofwaardig noch gevaarlijk wordt – maar wel voortdurend de overhand neemt in de scène. Zijn pathetiek overschaduwt elke mogelijke nuance. Het lukt op die manier niet een spannend licht te werpen op Noréns familieconstruct.

Norén schreef een hecht geconstrueerd, psychologisch drama dat op deze manier verzandt in oppervlakkig moddergegooi tussen boze, verongelijkte familieleden. Lubbers’ rechtlijnige adaptatie slaat elke meerduidige interpretatie plat, er valt nauwelijks iets aan de personages en dus aan deze De nacht, de moeder van de dag te ontrafelen.

Foto: Bart Grietens