‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral’, schreef Bertolt Brecht in 1928, en deze zin uit zijn Dreigroschenoper vat op meerdere niveaus de nieuwe voorstelling van Lotte Dunselman en Anna Schoen. Allereerst heel letterlijk: nadat het duo in Stel je bent een koe onze eetgewoontes – en met name de bio-industrie – tot onderwerp maakte, volgt nu De Moraalridder. Maar, zo stelt Dunselman het publiek aan het begin van de voorstelling ons gerust, ‘Het wordt vooral gezellig.’

Samen met regisseur Ko van den Bosch begrijpt Dunselman namelijk ook wel dat tgECHO de laatste jaren veel van het publiek gevraagd heeft met confronterende en/of verwarrende voorstellingen. In de negentig minuten die volgen, reflecteren Dunselman en Schoen op komische wijze niet alleen op zichzelf, maar ook op het beeld dat wij, als publiek van ze hebben, op de kracht en onmacht van theater én uiteindelijk ook ons.

Vol trots toont gezel Dunselman na de inleiding Moraalridder Schoen. In gezwollen taalgebruik, waar met regelmaat iets net niet klopt, strijdt zij voor een betere wereld, waarbij haar bewegingen opzettelijk onhandig gekopieerd worden door Dunselman. Ze zijn Don Quichot en Sancho Panza en laten juist daarmee tegelijkertijd zien hoe met name op social media de moraalridders beschimpt en belachelijk worden gemaakt. Meteen ontstaan ook de eerste scheurtjes. Als Dunselman in Schoens monoloog praat en rekwisieten niet helemaal meewerken.

De bom ontploft al even snel als diezelfde monoloog in een tirade ontspoort. Precies hier hadden Dunselman en Van den Bosch dus geen zin in. Het werkt toch niet, theater is amusement geworden, en je hoeft niet altijd de moraalridder uit te hangen. De moraalridder is het daar uiteraard niet mee eens en al snel ontstaat over alles ruzie. Dat de een stiekem weleens een frikandel eet. Dat de ander wel kinderen heeft. En een auto. Dat de ander makkelijk praten heeft als barbie met Colombina op zak. En dan hebben we het nog niet eens over de melkvervanger die Schoen voor Dusselman heeft gekocht omdat zij zo van cappuccino houdt, maar die al meer dan een jaar onaangeroerd op kantoor staat.

Hier raakt de voorstelling zowel Toren C en de realiteit. Schoen is immers overtuigd veganist en Dunselman eet weleens een frikandel. Hier illustreert de voorstelling ook heel concreet het citaat van Brecht. Maar juist in de fikse ruzies tussen beiden, die aanvankelijk fel realistisch lijken, zitten de spelelementen, zo wordt al snel duidelijk. Als Dunselman het echt helemaal gehad heeft met het gepreek van Schoen en woedend het licht uitdoet om energie te sparen, zondert zij zich af met een biertje, zittend voor de koelkast die ze opzettelijk openlaat voor het lampje.

Kalm legt Shoen vervolgens uit dat er nu eigenlijk een dialoog had moeten komen, maar dat ze nu dan maar een monoloog gaat improviseren. Wanneer ze daarmee begint, schiet ze plots in haar rol als gekwetste actrice en stapt daar even gemakkelijk weer uit voor een terzijde (‘Geen tekstbehandeling hè’) om weer vol emotie door te gaan. Die emotie is echt en tegelijkertijd niet, want gespeeld. En Dunselman benut de tijd om in de daaropvolgende scène als een geest op bijna Shakesperiaanse wijze de nachtrust van Schoen te verstoren.

De Moraalridder ontpopt zich zo van theater over tgECHO, tot theater over theater en uiteindelijk over ons, het publiek. Schoen en Dunselman tonen de kracht van acteren, maar ook hoe klein de impact uiteindelijk vaak is. Een voorstelling als Stel je bent een koe raakt het publiek, maar is wellicht te confronterend en verandert de wereld en zelfs je artistieke partner niet totaal. Want je kunt wel een sneeuwbal willen zijn die meer en meer mensen met zich meesleurt en elke tegenstand verpletterd, soms moet je ook sneeuw zijn. En dat kleine beetjes er wel degelijk toedoen, tonen beiden in de even hilarisch als rake slotscène.

De Moraalridder is met afstand de meest toegankelijke voorstelling van tgECHO. Natuurlijk, er is fysiek spel en er wordt niet op een krachtterm meer of minder gekeken – niet eerder werd zo fel ‘theaterhoer’ gebezigd. Het is daarmee zeker voor wie de eerdere voorstellingen heeft gezien een feest der herkenning. Maar voor hen zit precies daar ook het venijn van deze voorstelling. Ja, we krijgen ditmaal een smakelijke en herkenbare maaltijd, aan het slot de werkelijke moraal. Als je mensen niet een geweten kunt schoppen, dan maar met verleiding. Met De Moraalridder bevragen Schoen en Dunselman zo niet alleen zichzelf, maar bovenal het bestaande en zelf opgebouwde repertoire en het publiek. Want ja, wie zich ethisch opstelt, wordt al snel het mikpunt van hoon en enorme uitvergroting waarbij de boodschap al te gemakkelijk ondersneeuwt in geruzie.

Foto: Sanne Peper