In de eerste regie van de gevierde Britse regisseur Katie Mitchell bij Toneelgroep Amsterdam bewerkt ze De meiden van Jean Genet, waarin de moordlustige fantasieën van twee dienstmeisjes centraal staan. Mitchell blijft echter te veel steken in een behoudende vorm en eentonig psychologisch realisme om een interessante draai aan het stuk te kunnen geven.

Toneelgroep Amsterdam is er de laatste tijd sterk op gericht om gevierde Engelstalige regisseurs aan zich te binden. Naast de Australische Simon Stone, wiens Woody Allen-bewerking Husbands & Wives op het afgelopen Holland Festival in première ging, ging het Amsterdamse gezelschap dit jaar ook een verbintenis aan met Katie Mitchell, de beroemde en beruchte Britse regisseur wier werk bekend staat om een sterk feministisch perspectief en een ver doorgevoerd naturalisme.

Voor haar debuut bij TA koos Mitchell voor De meiden (Les bonnes) van Jean Genet, een vervreemdend stuk waarin sado-masochistische fantasie en miserabele realiteit steeds meer door elkaar lopen. De zussen Claire en Solange (gespeeld door Marieke Heebink en Chris Nietvelt) werken als dienstmeiden bij een welgestelde Mevrouw en koesteren moordlustige wensdromen vanwege de vernederingen en mishandelingen die ze moeten ondergaan. Ze kanaliseren hun onmacht in een rollenspel waarin ze wraak nemen op Mevrouw, maar als fantasie realiteit wordt heeft dat fatale gevolgen.

Om de machtsverhoudingen op scherp te stellen, maakt Mitchell boeiende regiekeuzes. In haar versie van De meiden zijn Claire en Solange van Poolse afkomst, en Heebink en Nietvelt communiceren dan ook regelmatig in het Pools met elkaar. Ze worden op die momenten in het Nederlands boventiteld; met als sterke en egalitaire vondst dat de Nederlandstalige passages dan weer in het Pools worden boventiteld. Zo legt de regisseur de nadruk op de moderne relevantie van het stuk – door mensensmokkel en uitbuiting van illegaliteit is er nog altijd huishoudelijk personeel dat onder erbarmelijke omstandigheden zijn werk moet doen.

Ook wordt de Mevrouw in deze versie door een man gespeeld (een prachtrol van Thomas Cammaert, die iedere beweging en snauw van zijn monsterlijke personage volmaakt weet te timen), waardoor de scheve machtsverhoudingen in het stuk in het kader van een patriarchale wereldorde worden geplaatst.

Daarmee is het echter wel gedaan met de verrassingen. Het psychologisch realisme dat Mitchell in haar ensceneringen nastreeft leidt in dit geval tot een voorspelbare afwikkeling van de tekst. In een stuk dat bol staat van de subtiele machtsverhoudingen en manipulaties is de manier waarop Heebink en Nietvelt geregisseerd zijn te eendimensionaal en blijven ze (na het sterke, verstilde begin) gevangen in een continue hysterie, wat de dynamiek van het stuk bepaald niet ten goede komt. Wellicht had Mitchell dit zelf in de gaten en was dat de reden dat ze een aantal (inhoudelijk onverklaarbare) slow-motion momenten in de voorstelling heeft ingelast.

Het doet allemaal nogal ouderwets aan: repertoiretoneel dat alle theatrale abstractie links laat liggen ten faveure van een filmisch realisme (ook scenografie en lichtontwerp staan ten dienste van nabootsing van de realiteit). Het is fantastisch (en extreem hard nodig) dat Toneelgroep Amsterdam ruimte biedt aan een uitgesproken feministische regisseur, maar vanwege Mitchells behoudende, voorzichtige insteek haalt haar De meiden het qua impact en inhoudelijke rijkdom niet bij het werk van Susanne Kennedy of Boogaerdt/Vanderschoot, die vergelijkbare thema’s op een veel indringendere manier aan bod laten komen.

Foto: Jan Versweyveld