‘Jullie zijn het afvoerputje (…) ik kots op jullie, jullie ruiken naar bloed, zweet, kots (…) jullie zijn onze schaamstreek.’. Als Claire Madame naspeelt, gaat ze helemaal los. Het macabere spel tussen de meesteres en haar bedienden Claire en Solange komt in De meiden tot een gewelddadige climax.

De meiden (Les Bonnes, 1947) van Jean Genet is een klassieker, veelvuldig gespeeld, in 2016 nog door Toneelgroep Amsterdam in een regie van Katie Mitchell. Het is dan ook voer voor feministen en iedereen die de machtsverhouding tussen de boven- en de onderklasse aan de kaak wil stellen. Het stuk is gebaseerd op een werkelijk gebeurd voorval: twee zusjes – die bekend stonden als perfecte dienstmeisjes – vermoordden op gruwelijke wijze hun meesteres. Genet, niet alleen toneelschrijver, maar ook dief, zwerver, bedelaar, smokkelaar, pornograaf, dichter, romancier en prostitué, zag het bericht in de krant – inclusief foto van de jonge meisjes met kanten kraagjes – en schreef De meiden vanuit de gevangenis, waar hij op dat moment zelf vastzat.

Het stuk gaat over twee meiden die zich elke keer dat hun Madame van huis is, in haar dure jurken hijsen. Om beurten mogen ze de rol van Madame spelen, waarbij ze zich wellustig wentelen in steeds gruwelijker wraakfantasieën. Door nog harder, nog vernederender te handelen, de ander nog minachtender te bejegenen, proberen ze zich te bevrijden. Eigenlijk een heel theatrale vorm: uitbundige verkleedpartijen in spectaculaire kostuums, een rollenspel waarbij de onderklasse de bovenwereld speelt, en een soort van catharsis.

Dood Paard speelt het stuk nu in een bewerking van Joachim Robbrecht en Manja Topper. Tot een paar weken geleden zag het ernaar uit dat het de zwanenzang zou worden voor Dood Paard, dat onder de zaaglijn was beland en geen subsidie meer zou krijgen maar inmiddels is het gezelschap gered voor de komende jaren.

Het is een sterk gestileerde voorstelling waarin het decor en de kostuums van ontwerper Bas Kosters een belangrijke rol spelen. De beginscène is klassiek in de traditie van groepen als Dood Paard of Discordia: twee spelers komen op en maken de touwen los waardoor de doeken naar beneden zakken. Fraai beschilderde semi-transparante doeken zijn het, beschilderd met exuberante voorstellingen van weelderige vrouwen met enorme borsten en dreigende dijen, bloemen, taart, fruit en andere aardse geneugten. De speelvloer is rood, net als de spannende, doorzichtige gewaden waarin de meiden en Madame zich hullen, met eronder rozerode laarzen voor de meiden en roze pumps voor Madame.

Als Manja Topper opkomt als Madame (dat wil zeggen: zij speelt de meid die speelt dat zij Madame is), doet ze haar best – en dat kán Topper – om totaal over de top te kirren en uit te halen, op het hysterische af. Maar als veel later de ‘echte’ Madame thuiskomt – een travestierol van de Braziliaanse theatermaker Rodrigo Batista – blijkt toch wel: baas boven baas. Batista speelt compleet over de top, in één uitbundig furieus fortissimo, wild stampend op hoge roze hakken met roze jarretels en in doorzichtig rood kant, woest tegen de doeken schoppend en alsmaar heftiger gesticulerend. Helaas ook hard schreeuwend in slecht verstaanbaar Nederlands met in zijn hand een schriftje waarin hij af en toe spiekt naar de ongetwijfeld voor een Braziliaanse tongval razend moeilijke woorden.

Op den duur gaat het hopeloos irriteren en begin je je af te vragen waarom gekozen is voor deze extravagante travestierol. Om aan te geven dat de machthebbende orde die van het patriarchaat is? Dat is niet per se het interessantste aan het stuk waarin het gaat om de strijd van de kansarmen tegen de zich in weelde verlustigende rijken. Zoals Dood Paard in haar persbericht zelf stelt: ‘De voorstelling zal een beeld geven van de Madames en de meiden van deze tijd: de illegale schoonmakers, prostituees, de fruitplukkers, de pakjesbezorgers, de afwassers (…).’

Er zijn mooie momenten en geestige invallen, zoals de kleine verwijzingen naar de actualiteit: wanneer de telefoon gaat, hoor je een iPhone-geluid terwijl je een ouderwetse telefoon ziet. De tekst is ijzersterk en het gegeven blijft fascineren. Door de gekozen speelstijl – grotesk, exuberant en totaal over de top – is de voorstelling echter te weinig een ode aan de kansarmen, maar verdrinkt de thematiek in een teveel aan esthetiek en vorm.

Foto: Sanne Peper