De Living, een stuk van de Duitse regisseur Ersan Mondtag, intrigeert door het woordeloos drama van een zwarte vrouw. Dat ontrolt zich in spiegelbeeld voor onze ogen. Alles is hier zwanger van betekenis. Helaas mist de voorstelling de scherpte om echt een punt te maken.

Het podium is netjes in tweeën verdeeld. Links en rechts zie je dezelfde kamer: een tafel in het midden een aanrecht tegen de muur, een deur met spiegel achterin, en een tweede deur naast het aanrecht. Een vogelkooi met een kanarie staat tussen de twee deuren. Een kleerkast tegen de achterwand en een ouderwetse transistorradio op tafel completeren het karige meubilair. Het weelderige behang, een blauwe fond met daarop bloemen en vogels, steekt vreemd af tegen deze schraalheid.

Er is nog een merkwaardig detail: naast de kast hangt een portret van een man in vol ornaat met een imposante baard: onmiskenbaar Leopold II, de stichter en koning van Congo. In de linkerkamer staat bovendien een reusachtige paardenkop, als een schaakstuk of een fragment van een ruiterstandbeeld, op de vloer.

De linkerkamer blijft lange tijd in het duister gehuld. Rechts zit een zwarte vrouw een het tafeltje. Ze draagt een eenvoudig, ouderwets kleed, met precies hetzelfde motief als het behang. Daar verdwijnt ze zo haast in. Ze drinkt een glas en staart voor zich uit, zichtbaar gespannen. Plots staat ze beslist op, opent de ovendeur en de gaskraan en steekt haar hoofd in de oven. Even later zijgt ze roerloos neer. Het vogeltje in de kooi valt van zijn stokje. Een indringende gasgeur vult de zaal.

Het is een schokkend beeld, omdat het zo plots, zonder verklaring, op ons afkomt. Op dat ogenblik dooft het licht. In de andere kamer komt een vrouw binnen. Je ziet een glimp van de gang waar een getal van zes of meer cijfers op de muur staat. Verrassing van formaat: het is precies dezelfde vrouw als in de andere kamer, maar dan in donkere overall. (De actrices zijn ook de tweelingzussen Doris en Nathalie Bokongo Nkumu).

Deze vrouw zakt afgepeigerd neer op een stoel, geeft de kanarie geërgerd te eten en neemt een douche. Er volgt nog een verrassing als ze daarna de kleerkast opent: die bevat niets anders dan enkele exemplaren van dezelfde jurk met de motieven van het behang. Als ze er een aantrekt volgt een sleutelmoment. Lange tijd monstert de vrouw zichzelf in de spiegel, alsof ze zich afvraagt wie daar staat, wie dat is.

Daarna vat ze haar dagelijkse routine aan: koken, eten, afwassen, stofzuigen. Banaler kan het niet, op een curieus detail na: haar proviandkast bevat enkel blikken Campbellsoep, net zoals haar kleerkast enkel bloemenjurken.

Ondertussen kwam de vrouw in de eerste kamer weer tot leven. Ze herbeleeft de laatste momenten van haar leven, maar dan in omgekeerde volgorde, als een film die terugspoelt. Die film keert nog verder terug in de tijd tot haar actie en die van de andere vrouw elkaar kruisen en ze, tegenover elkaar maar toch alleen, soep eten.

Van dan af gaat de handeling weer vooruit, met kleine variaties. In het leven van deze vrouwen lijkt alles routine. Een radiobericht over klimaatverandering passeert zomaar. Het enige wat de monotonie doorbreekt is een brief die al die tijd op de tafel rechts lag en verstrooid gelezen wordt. Zo komt het fatale moment van de zelfmoord weer dichterbij.

Op dat moment volgt een vondst die te mooi is om te verklappen. Ze doet je plots beseffen dat de twee vrouwen niet dezelfde zijn. Dat ze zo sterk op elkaar lijken moet wel een gevolg van een geschiedenis die hen veroordeelde tot anonimiteit, tot een bestaan waarin voor individualiteit geen plaats is. Een geschiedenis van zwarte slavernij.

De vrouw die zelfmoord pleegde nam daar in het geniep wraak op: ze verving de baard van Leopold II op de foto door een stuk uitgerafelde stof. Als haar buurvrouw dat ontdekt barst ze in lachen uit, trekt de baard van het portret – Leopold ziet er plots heel wat minder indrukwekkend uit – en steekt hem in brand. Waarna ze ‘haar’ portret van Leopold van de muur haalt, ermee de zaal in loopt en verdwijnt. Einde.

Steeds heerst absolute stilte. Deze vrouwen hebben geen stem, of verheffen ze niet. Het zijn schimmen. Dat is intrigerend verbeeld. Toch ‘werkt’ het stuk maar half, vooral dan in de scènes waar de tijd omkeert. Het is immers aartsmoeilijk om handelingen omgekeerd uit te voeren, en de actrice slaagt daar zelden in. Toch is dat effect essentieel voor deze voorstelling. Je vraagt je dan ook af waarom de regisseur daar niet meer op werkte.

Vertrouwde hij er dan op dat het effect van een film die terugspoelt herkenbaar genoeg zou zijn om te overtuigen? Waarom maakte hij er dan niet meteen een film van? Dat lag hier zelfs voor de hand,  want op het ene moment na dat de linkervrouw van het podium afstapt met het portret van Leopold II, kijk je naar een gesloten beeld, een vierde wand. Alsof we een film zagen.

Het verraadt slordig denken van de regisseur. Die slordigheid zie je ook in de al te kwistig rondgestrooide verwijzingen naar politieke en sociale issues. Leopold II, de klimaatwijziging, een huisnummer als een identificatienummer in concentratiekampen, blikken Campbellsoep: ze zinspelen op uitwassen van een kolonialistisch/kapitalistisch systeem. Maar zo kunnen we er moeiteloos nog veel meer opsommen. Wat voegen ze toe aan dat ene, wrange beeld van twee vrouwen die hun individualiteit ontstolen werd en als vogeltjes in een kooitje zitten? Wat wil Mondtag eigenlijk zeggen?

Foto: Birgit Hupfeld