De actrice leest voor hoe de oude vrouw naast haar op het podium in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog regelmatig naar de Haagse Spuistraat placht te gaan. Naar een kroeg aldaar waar Duitse soldaten graag kwamen, en Lili Marleen zongen. De actrice begint te zingen, en de vrouw valt haar bij: ‘Unter der Laterne… ’ Het publiek lacht eerst vertederd, barst dan los in spontaan applaus.

De laatste getuigen van het Nationale Toneel is just that. Ter gelegenheid van de zeventigste Dodenherdenking verzamelde het ensemble in het kader van de landelijke serie voorstellingen Theater Na de Dam acht bejaarde Hagenezen – zeven vrouwen en één man – die de oorlog nog hebben meegemaakt. Het tekende hun herinneringen op en liet die in de Grote Zaal van de Koninklijke Schouwburg woordelijk navertellen door acht acteurs. Zeven vrouwen en één man op het podium, aan simpele tafeltjes, met ieders echte getuige aan hun zijde. De twee oudste zijn van 1918, de jongste is van 1937.

De voorstelling begint met live-beelden van de herdenking op de Waalsdorpervlakte, waar de Duitsers in de oorlog 250 Nederlanders fusilleerden en naamloos begroeven. De laatste drie slachtoffers zijn pas onlangs geïdentificeerd. De jaarlijkse plechtigheid op de Waalsdorpervlakte staat bekend als ‘de herdenking voor gewone mensen’, vertelt een commentaarstem. De live-registratie draait dit jaar rond drie broers die onderduikers hielpen, onder meer door kantoren te overvallen waar voedselbonnen werden bewaard. Het trio werd verraden. Twee broers werden op de vlakte geëxecuteerd. De derde kreeg op het laatste nippertje respijt van het executiepeloton, omdat hij op dezelfde dag jarig bleek te zijn als Adolf Hitler.

Rond acht uur neemt ook het overwegend oudere publiek in de Grote Zaal twee minuten stilte in acht, en zingt daarna zachtjes het Wilhelmus mee. Dan switcht het grote projectiescherm achterop het podium van de Waalsdorpervlakte naar zwart-wit foto’s van Den Haag in 1940-1945. De acht acteurs beginnen de verhalen te vertellen van de laatste getuigen naast hen, die fier de zaal in kijken. Het wordt een verrassend milde en lichtvoetige terugblik op die donkere jaren. Een herdenking van gewone mensen, inderdaad, die heel gewone verhalen vertellen.

De voedseltochten tijdens de Hongerwinter van 1944-1945 vormen de hoofdmoot. Op fietsen met houten banden naar Lisse, Barneveld en Winterswijk, op zoek naar boeren die nog iets te eten hadden. Boerderijen met kruisen op de gevel, daar woonden katholieken. Hoe die te paaien, als niet-katholiek? ‘Dan hangen we toch een rozenkrans om onze nek’, opperde een getuige tegen haar tochtgenoten. Op de terugweg werden ze vaak bestolen – één vrouw pas in Den Haag, op een paar honderd meter van haar ouderlijke woning, na een tocht die dagen had geduurd. ‘Ach,’ zegt ze berustend, ‘iedereen had honger in die tijd.’

Iedereen had honger, iedereen maakte er het beste van. Samen met de Duitse bezetter, desnoods. Een vrouw vertelt hoe ze min of meer verliefd werd op een SS’er, zonder een idee te hebben hoe beladen dat was. De Duitser maakte er een einde aan. ‘Dit is niet goed voor jou.’ Niet zij – wist zij veel. Ze is er onthutsend eerlijk over. Net zo sterk was de verleiding voor de vrouw die smachtend naar Lili Marleen luisterde, voor die kroeg in de Spuistraat. Maar ze ging niet naar binnen. ‘Dat kon ik mijn ouders niet aandoen.’

Twee van haar vriendinnen wel. Zij konden geen weerstand bieden aan een advertentie in het raam van het café, en meldden zich voor ‘het Rode Kruis in het leger’. Eenmaal in Duitsland bleek er geen sprake van Rode Kruis-werk: de twee jonge meiden moesten de geallieerde bombardementen op Duitse steden helpen ontregelen. Na een bombardement op Hamburg vluchtten zij. Een van hen wist via Groningen terug te keren naar Den Haag. ‘Haar familie heeft haar nooit één verwijt gemaakt over wat zij had gedaan’, vertelt de Lili Marleen-getuige. Dat vond zij zó sterk. ‘Die vergeving.’

Hier geen heldenverhalen uit het verzet, of horrorverhalen uit de concentratiekampen. De ware verschrikking van iedere oorlog voert de boventoon. Overlevingsopportunisme, en de ambiguïteit tussen goed en fout. Op 3 maart 1945 probeerden geallieerde bommenwerpers de V2-raketten uit te schakelen, die de Duitsers vanuit het Haagse Bos op Engeland afvuurden. Per vergissing gooiden zij de woonwijk Bezuidenhout plat, een kilometer van het doelwit vandaan. Meer dan vijfhonderd mensen kwamen om, duizenden werden dakloos. ‘Het deed me niks,’ vertelt een getuige. Een kind nog, destijds. ‘Ik was alleen maar bezig met overleven. Met eten en drinken.’

Deze laatste getuigen uit Den Haag zijn heel oud – tussen de 77 en 96. Maar tijdens de oorlog waren zij nog jong en naïef. ‘Wij waren maar kinderen’, zegt een van hen. ‘Als wij na de oorlog wilden meepraten, kregen we te horen dat we er geen verstand van hadden. Wij hebben ons verhaal nooit kwijtgekund.’ Een heel ander verhaal dan de horror- en heldenverhalen van hun ouders, van wie de meesten ook nog eens decennialang hebben gezwegen over wat ze hadden meegemaakt. Vooral tegenover hun eigen kinderen.

In De laatste getuigen kunnen acht van die kinderen, hoogbejaard inmiddels, eindelijk hun eigen, doodgewone, ambiguë, non-heroïsche verhalen kwijt. Die blijken vaak ook geestig – het publiek lachte vrolijk mee. De bevrijdende lach om de herkenbare ontmythologisering van de grote oorlog. Het besef dat de beleving daarvan nooit zal verstommen, maar wel verandert, mee opschuift met iedere opvolgende generatie – dat zijn de grote verdiensten van deze voorstelling.

Maar werd het ook theater? Jazeker wel. De koppeling van vertellende acteurs aan goedkeurend toekijkende getuigen leverde een bijzondere spanning op, die alleen een live performance kan bieden. Vaak hielden ze elkaars handen vast, of legde de één een hand op de knie van de ander. De getuigenissen wisselden elkaar af, in een thematische editing, ondersteund door de foto’s op het projectiescherm, en weemoedige muzikale intermezzo’s van Oleg Fateev op zijn bayan, een Russische variant op het accordeon. Karim Ameur (concept), Hans van den Boom (regie) en Rezy Schumacher (dramaturgie) maakten iets met een eigen kracht, deelbaar voor het publiek in de zaal, dat een boek of documentaire niet kan bieden.

Tijdens de langdurige ovatie verschenen zij niet op het toneel. Zij gunden de eer aan de getuigen, die vrolijk zwaaiend en knuffelend met hun acteurs afscheid namen.