Op de vierde donderdag in november wordt in de Verenigde Staten Thanksgiving gevierd. Men dankt God voor de oogst en voor alle andere goede dingen in het leven. Dat feestje kost miljoenen kalkoenen het leven, want op bijna alle Amerikaanse dinertafels ligt een goed gevulde gebraden kalkoen op een schaal. Sinds het presidentschap van Kennedy verleent de president gratie aan een levende kalkoen. Dat gold dit jaar niet voor Kalkoen 23, want die gaat eraan. Hij houdt zijn afscheidsspeech.

De kalkoen die Theatergroep Met De Botte Zijde ten tonele voert is absoluut niet bedroefd dat zijn einde nadert. Integendeel. Hij kijkt uit naar het offeren en is er trots op dat hij en zijn miljoenen broeders en zusters gemaakt zijn om te sterven voor de mensheid. Want de wereld is een prachtig cadeau van God en daar hoort diepe dankbaarheid bij, ook al is dat gevoel bij de mens steeds meer in de verdrukking geraakt. En dan hoopt de kalkoen natuurlijk wel dat de kok er een ‘juicy, spicy and sexy’ gerecht van maakt, waar iedereen zijn vingers bij aflikt.

Julia, de kok die Kalkoen 23 bij de poelier heeft gehaald, is echter een nerveuse tante, die bang is dat haar moeder niet tevreden zal zijn met het eindproduct. Ze laat alle benodigdheden uit haar handen vallen en kan het bijna niet over haar hart verkrijgen om, zoals het recept voorschrijft, een citroen in het achterwerk van de kalkoen te proppen, om te voorkomen dat het vlees droog wordt. Maar wat erger is, zij heeft stap één van het recept overgeslagen: de kalkoen moet dood, en deze omissie zorgt voor ernstige complicaties in de keuken.

De kalkoen, gespeeld door Sijmen de Jong die genoeg heeft aan een simpel kalkoenattribuutje, gaat de dialoog aan met Julia (Nienke van der Ploeg), waardoor langzaam maar zeker vriendschap ontstaat. Ze drinken samen wijn en de kalkoen probeert de kok over haar angst heen te praten. De manier waarop Robin Kisjes, regisseur en schrijver van het stuk, de noodzakelijke handelingen in beeld brengt, zoals het plukken van de veren en het invetten van de kale kalkoen, is zowel geestig als ontroerend. Heel effectief zijn ook de Engelse woordjes en uitdrukkingen om het Amerikaanse sfeertje van dit offerfeest te benadrukken.

Tussen de bedrijven door houdt Kalkoen 23 in terzijdes zijn filosofische monoloog. Die had wel wat scherper mogen zijn, want echt veel diepere gedachten over (on)dankbaarheid en de vrije wil van de mens komt deze kalkoen toch niet. En dat gaat steeds meer hinderen.

Daarmee loopt de tweesporen opzet van de voorstelling eigenlijk dood. De strubbelingen in de keuken tussen de doortastende kalkoen (‘Kom op, je kan het.’) en de onzekere kok (‘Ik haal wel een patatje of zo.’) blijven heel grappig en plezierig absurd. Het lukt ze om het absurde heel menselijk te maken en je kunt er zelfs nog een aardige vegetarische moraal uit halen. De Jong en Van der Ploeg vormen een spetterend koppel dat het publiek om de vinger windt. Maar de monoloog-terzijdes van de kalkoen, die toch de kern van de voorstelling horen te zijn, voegen na een half uur niets meer toe. De slotmonoloog valt zelfs helemaal in de categorie mosterd na de maaltijd, die daardoor met terugwerkende kracht toch iets minder lekker smaakt.