Het grote geheim van een goocheltruc is misschien dat alles wat plotseling opduikt, er eigenlijk altijd al was. Of: dat wat plotseling verdwijnt, is er eigenlijk nog steeds. Ergens. Maar waar? Ook de wasmachine of een kinderkamer kennen hun eigen verdwijntrucs: waar blijft je linkervoetbalsok na iedere wasbeurt, waar is nou toch dat ene legoblokje dat je bouwwerk precies zou afmaken?

De twee broers in De grootste goochelshow van De Toneelmakerij en het Bijlmer Parktheater zijn goochelaars. De oudste (José Montoya) neemt de leiding, natuurlijk, en de jongste (Serge Hogenbirk) vindt dat soms fijn en soms juist helemaal niet, natuurlijk. Ze bekvechten soms meer dan dat ze hun trucs oefenen. De twee spelers beheersen deze dynamiek tot in de puntjes. Ze wisselen soepel tussen kleine arrogantie en verongelijkte miskenning, en verwarren hun jonge publiek intussen met technisch geharrewar. ‘Waar sta ik dan? Kom nou tevoorschijn! Maar je zou toch een muziekje doen?’

Wat plotseling verdwijnt, is er eigenlijk nog steeds. In hun onderlinge welles-nietes komt het publiek meer te weten over het gezin waaruit de twee broers komen. Papa is weggegaan, mama heeft een groot verdriet. Ooit was er nog een broer, maar die deed een verdwijntruc net toen hij uit de buik van mama moest komen. En zo zijn de vader en het broertje er nog steeds, als vraagtekens in de levens van de achtergebleven broers.

De show die de twee opvoeren in de voorstelling neemt een wonderlijke wending na een echte verdwijntruc. De jongste broer verdwijnt achter een groot magisch doek. Terwijl de oudste hem zoekt, heeft hij een ontmoeting met een andere jongen. Hij lijkt een beetje uit de tijd gevallen met zijn zilveren cowboypak en glanzende Jheri curls. Hij heeft de linkersok die zoek was, en nog meer kwijtgeraakte spullen. Ze zijn op de plek waar alles terechtkomt dat verdwijnt. Ook broertjes.

Slim is dat de voorstelling via het goochelen laat zien wat de lastigste hobbels zijn voor mensen. Het ergst: wanneer de dingen waar je op rekende er niet meer zijn. En net als bij goochelen geldt: eigenlijk is het niet zo heel erg moeilijk om dingen uit het zicht te laten verdwijnen. Het gebeurt voor je ogen.

Je kunt er bijna zeker van zijn dat je sok ergens nog ligt, je moet alleen nog ontdekken waar. Maar een mens die er niet meer is? Waar kan die naartoe zijn? Hoe lang blijft die weg? Vooral voor jongere kinderen is ‘altijd’ een ongrijpbaar begrip. Maar eigenlijk voor grote mensen net zo goed. Voor altijd? Ik zie wel wat ik over een tijdje wil, zo blijf je toch een beetje denken. Daarom is het goed om samen een voorstelling te kijken die daarover gaat. Altijd duurt echt heel erg lang.

Montoya en Hogenbirk spelen de broers met een mooie, natuurlijke dynamiek. Natuurlijk zijn ze geen volleerd goochelaars – ze zijn kinderen die hard op hun trucs oefenen. Maar dat lokt juist de kinderen in het publiek uit om lekker mee te roepen: ‘Het zit in je zak! In je broekzak!’ ‘Hé, ik zag wel wat je deed!’

Foto’s: Sanne Peper