Ekaterina Levental hoef je maar één keer te horen zingen of te zien spelen of allebei tegelijk om te beseffen wat een geweldige theaterpersoonlijkheid zij is. Ik zag haar tot nu toe indringend in Klaagliedjes van Boudewijn Tarenskeen en Eisler on the Go van Paul Oomens. Maar je komt heel dichtbij haar in De grens waarin zij vertelt over haar eigen leven.

Vijf repen wit papier, een ouderwetse microfoon en een harp. Meer hebben Ekaterina Levental en regisseur Chris Koolmees niet nodig voor de enscenering van De grens, de kleine muziektheatervoorstelling waarin de zangeres een belangrijke episode uit haar leven vertelt: haar aankomst in Nederland als niet zeer gewenste zestienjarige vluchteling uit Tasjkent, de hoofdstad van Oezbekistan, onderdeel van de voormalige Sovjet Unie. Levental vertelt, acteert en zingt, zichzelf begeleidend op de harp, in het Nederlands, Russisch, Italiaans en Jiddisj.

Zij vertelt niet het verhaal van een zielige vrouw die voortdurend het slachtoffer is. Het is juist een heel sterke vrouw, die in staat is te vechten tegen haar lot, te liegen als dat moet en die vooral kan dromen. Zij wil muzikant worden, zangeres, en is bereid daar veel voor op te offeren. Mannen willen haar graag helpen, maar vragen daar een hoge prijs voor: dat zij bereid is afhankelijk van ze te zijn en haar dromen op te geven.

Zij is met haar joodse moeder, niet-joodse stiefvader en drie halfbroertjes in een Nederlands asielzoekerscentrum terechtgekomen. Zij is de enige die Engels spreekt en moet daarom het woord doen, ze moet daarbij antwoord geven op slinkse vragen die zijn bedoeld om ze als vluchtelingen tegen te houden. Ten slotte, na vele jaren wachten, mogen ze, als door een wonder, in Nederland blijven.

In Haaksbergen krijgen ze een woning, waar zij kan studeren. Als dat bereikt is, sterft haar stiefvader plotseling aan een hartaanval, alsof hij zichzelf heeft opgeofferd voor zijn gezin. Dat zij haar droom heeft waargemaakt zien wij aan deze voorstelling, die wordt gekadreerd door het beroemde Slavenkoor van Verdi, waarin de naar Babylon verbannen joden dromen over een toekomst in het beloofde land.

Levental maakt zich zo tot symbool van al die vluchtelingen die zoveel zouden kunnen bijdragen aan Europa, maar die worden tegengehouden, ontmoedigd, afgemat, murw en monddood gemaakt. Zij eindigt haar voorstelling met een oude schlager van Harry Bannink en Eli Asser uit ’t Schaep met de vijf poten: ‘We zijn toch op de wereld om mekaar te helpen, nietwaar?’ Haar imitaties van de Nederlandse zangers zijn meesterlijk, maar het klinkt vooral superieur ironisch.

Foto:  Eric Brinkhorst