Kim Karssen had graag gewild dat iemand bij haar geboorte vast had gewaarschuwd: ‘Chick, doe effe rustig aan.’ In plaats daarvan leeft ze op hoge snelheid en is ze, net als veel twintigers, op zoek naar alle antwoorden en oplossingen tegelijk. In De grap worden dan ook veel grote vraagstukken aangestipt, waarbij Karssen en medemaker Benjamin Abel Meirhaege er af en toe in slagen eentje echt vast te grijpen.

Karssen begint sterk. Ze vertelt over de date die haar niet aantrekkelijk vond, omdat hij haar zo grappig vond. Karssen omarmt het ongemak van het verhaal volledig en concludeert nonchalant ’tja, toen ging ik maar met iemand anders naar bed’. Binnen de eerste vijf minuten bokst ze keihard op tegen het stereotype dat een vrouw niet grappig mag zijn, of een grappige vrouw niet seksueel. Ze schuwt de platte grappen en banale details over geslachtsdelen en lichaamssappen niet. Het is een krachtige draai aan ‘kleedkamerpraatjes’, waarbij ze niet bang is zichzelf kwetsbaar op te stellen.

Ze heeft een komische, ongemakkelijke manier van vertellen. Ze zoekt naar woorden, springt van de hak op de tak en fluit zichzelf constant terug. Kundig slaagt ze erin om haar tekst te brengen als een constante gedachtestroom die direct vanuit haar brein het podium op gutst, een prettige chaos. Ze zet het verhaal aan met fantastische, groteske gezichtsexpressie en sterk fysiek spel. Het is ontwapenend en zorgt ervoor dat je automatisch van haar gaat houden.

Daarom vergeef je het haar wanneer de visuele metaforen te letterlijk worden. Waar ze zichzelf eerst kwetsbaar opstelde in tekst, gaat ze uiteindelijk echt met de billen bloot, bekogelt ze zichzelf met echte tomaten. Kwetsbaarheid wordt zelfspot, zelfspot wordt zelfvernedering. Want als ze het zelf niet doet, doen de mannen uit haar verhalen het wel. En als die het niet doen, dan andere vrouwen wel, omdat die elkaar het succes niet gunnen. Ze heeft een interessant onderwerp te pakken, maar wat begon als een krachtig pleidooi, verliest zichzelf in ironische, abstracte beelden.

Karssen en Meirhaege trekken hun onderzoek breder, naar menselijke interactie en het onvermogen om elkaar écht te begrijpen. Ze grijpen terug op de natuur en de schepping van de mens, in een wens om de wereld te vereenvoudigen. Ze benadrukken dat we allemaal familie van elkaar zijn, dat er vanuit natuurkundig oogpunt geen hiërarchie bestaat tussen mens, dier en ding. Karssen en Meirhaege proberen zo een weerwoord te bieden aan allerlei problemen en scheve machtsstructuren in onze samenleving, zonder deze eerst echt duidelijk te benoemen.

Karssen beschrijft zichzelf als de harlekijn op het familiefeest dat de samenleving is, met een groot spandoek dat begint met ‘Er valt nog wel het één en ander te verbeteren, op alle vlakken eigenlijk’. En ja, dat zijn veel vlakken. En die vlakken zijn ook nog eens te bekijken vanuit zoveel perspectieven als er mensen zijn. Karssen zet een sterk personage neer en raakt op momenten absoluut, maar weet de kern van de thematiek nog niet te vangen. Misschien hebben zij en Meirhaege zichzelf met zo’n groot thema ook wel een onmogelijke opdracht gegeven. Uiteindelijk blijft De grap hangen op de zoektocht van de millennial die overweldigd is door de wereldproblemen, alles wil oplossen en niet goed weet hoe.

Foto: Bas de Brouwer