Ieder jaar weet het Shakespearetheater Diever te verrassen en te sprankelen. Ook De getemde feeks kent vele grote en kleine verrassingen binnen een hooggekwalificeerde opvoeringspraktijk. Regie en vertaling van Jack Nieborg zijn als vanouds weer ijzersterk. De première kon door onweer helaas net niet helemaal uitgespeeld worden.

Een van de eerste verrassingen is dat het lot bepaalt wie de vrouwenrol van de feeks en de mannenrol van de temmer mag spelen. Een aangepast rad van avontuur wijst op de premièreavond Tim van der Molen aan voor de rol van de weerbarstige Katharina en Inge Wijers voor die van Petruchio die haar zal trouwen.

Die rol voor Inge Wijers is een schot in de roos. Zij blijft monumentaal overeind tussen de vele grollen, misverstanden en verkleedpartijen. Haar analyse van de situatie is vlijmscherp, haar opdracht haar vrouw te temmen neemt ze bloedserieus. Ze ontstijgt de dubbele bodem van vrouwen in mannenrollen of andersom. Haar rolbehandeling ontstijgt zelfs het gevecht tussen de seksen. Adembenemend knap. De rol van Van der Molen kwam waarschijnlijk door de weersomstandigheden wat minder uit de verf.

Het veelal ingetogen spel van Wijers en haar afgewogen optreden zijn een verademing tussen de vele andere personages die als een zwerm het podium bevolken. Die laten zich opjutten door verliefdheden, geldzucht of angst voor straf. Floris van Albrecht, die verleden jaar de titelrol van Richard III speelde, speelt dit keer Tranio en weet met zijn mimiek en tekstbehandeling de meeste lachers op zijn hand te krijgen. De andere rollen springen er minder uit, maar zijn allemaal goed op elkaar ingespeeld. En ook bedienen ze zich allemaal van een vertaling die het stuk weer ongekend opfrist (‘Als zitten het nieuwe roken is, is lachen het nieuwe lopen’).

Jack Nieborg lijkt zich voor het spel van De getemde feeks te hebben laten inspireren door slapstick en tekenfilms. Hoogtepunt is een lange scène waarin elk lid van de grote groep personeelsleden van Petruchio zich in het gezelschap probeert te verbergen om de toorn van hun baas te ontlopen. Doodsbenauwd drentelen ze om en over elkaar heen. Het is prachtig ensemblespel, dat verrassend goed past in een Shakespeare-voorstelling waarin niets menselijks vreemd is.

Het decor is minimaal. Enkele hoge metalen constructies die alleen de contouren van gebouwen suggereren vallen niet op. De grote transparantie op en naast het toneel maakt dat er zicht is op souffleurs en omkledende acteurs.

En dan begin het te regenen. En hard ook. Voor geen kleintje vervaard hult het publiek zich in regenjassen en plastic. De drijfnatte spelers gaan dan nog even door, grappen invoegend over de veranderde omstandigheden. Totdat Wijers de mededeling doet dat het gaat onweren. En dat is te veel voor een openluchtvoorstelling met een openluchtpodium omgeven door techniek. Een groot, in plastic omhuld, volksdeel van meer dan duizend man zoekt door de modder een weg naar huis en haard.

Foto: Koen Timmerman