Als je een geadopteerd kind bent, heb je dan evenveel recht van spreken wanneer je moeder balanceert tussen leven en dood, als het biologische kind van diezelfde moeder? En wanneer je als geadopteerde dochter dan ook nog zwart bent, en de rest van het gezin wit, is je positie dan toch gelijkwaardig, of sta je bij voorbaat met één nul achter?

De dood van een goedmens van schrijver Willem de Vlam snijdt in kort bestek grote thema’s aan. Racisme. Succesvol zijn of mislukken. Jaloers zijn of gul. Loyaal zijn of verraad plegen. Het gaat er hard aan toe in deze emotionele voorstelling.

Ze konden niet méér van elkaar verschillen, deze broer en zus. Jacob is een loser, een slapeloze huilebalk. Gescheiden: hij mag zijn kinderen maar eens in de twee weken zien. En hij is jaloers, een hebbelijkheid die op de verkeerde momenten opspeelt. Nadia heeft gestudeerd, is succesvol. Werkt altijd en overal, zodat ze zelfs voor haar geliefde geen tijd heeft. Ze kan dankzij veelvuldige vliegreizen altijd en overal slapen.

Over hun verschillen is het eigenlijk nooit gegaan. Totdat ze elkaar hier treffen: ’s nachts in de wachtkamer van het ziekenhuis, waar hun moeder kansloos in coma ligt. Vermoeidheid speelt hun parten. En de vrees voor het leven van hun moeder. Katalisator is de emotionele afstand die is ontstaan door de totaal verschillende levens die ze leiden. Eerst blijft het nog bij wederzijdse rotopmerkingen. Gaandeweg drijven ze elkaar tot het uiterste en komt het tot een keiharde confrontatie. Broer Jacob is jaloers op de aandacht die zijn geadopteerde zus van moeder kreeg. Nadia heeft altijd last gehad van verholen of openlijk racisme, waartegen de politiek correcte adoptiemoeder, het goedmens, haar niet heeft kunnen beschermen. Zelfs haar eigen broer heeft vuile handen.

Acteurs Thomas de Bres en Aisa Winter zijn zeer aan elkaar gewaagd. In dialogen gunnen ze elkaar nauwelijks ruimte, het gesprek klinkt daardoor nagenoeg naturel. De Bres zet Jacob neer als een jankerd die uit alle macht probeert het goede te doen, maar daarin steeds faalt, waardoor hij altijd ‘een lul’ blijft. Winter is zeer sterk als de geadopteerde zus. Ze bouwt haar rol geleidelijk op. De rationele carrièrevrouw blijkt alle reden gehad te hebben om keihard te werken, want een kind dat kansloos binnenkomt, moet zich een leven lang bewijzen. ‘Geef ze nooit een excuus’, is haar credo ten aanzien van mensen die haar als vanzelfsprekend discrimineren.

Regisseur Albert Lubbers plaatst zijn acteurs in de wachtkamer van een ziekenhuis. Wit, kaal, oncomfortabel, terwijl zich juist daar grote persoonlijke drama’s afspelen. Rijtjes oranje stoeltjes, onderbroken door lage tafeltjes met oude tijdschriften erop. De toeschouwers zitten op die stoeltjes, verspreid over de ruimte. De acteurs spelen daar kriskras tussendoor. Monologen spreken ze direct uit tegen het publiek. Geen ontkomen aan. Ongemakkelijk, confronterend. Een voorstelling die krassen op de ziel achterlaat.

Foto: Bart Grietens