Je tranen omzetten in kracht. Dat klinkt als een aanmoediging om je kracht te vinden in kwetsbaarheid. Maar voor Benny Simons (Daniël Kolf) betekent het dat hij de woede die onder zijn tranen ligt de ruimte geeft. Zijn vader leerde hem vechten, en hij sterft ook in een gevecht. De dood van Benny Simons begint daar, in het ziekenhuis waar Benny’s levenloze lichaam ligt. Benny reconstrueert in deze doorvoelde voorstelling zijn leven en de relaties met zijn moeder, vader, broertje en vriendin.

Na meerdere films te hebben geregisseerd (waaronder speelfilms De Libi, Forever Rich en Crypto Boy), waagt Shady El-Hamus zich voor het eerst aan theater. Dit keer schreef hij het script samen met zijn zus Ashgan El-Hamus. Net als in zijn eerdere werk onderzoekt El-Hamus (giftige) masculiniteit met personages die zich stoer voordoen, maar waaronder verdriet of kwetsbaarheid schuilt.

Het decor is simpel: volledig zwart, met donkere tafels van verschillende hoogtes en wittransparante gordijnen, die ietwat voorspelbaar opzijgeschoven worden om de verschillende lagen van het verhaal te onthullen. De muziek (gecomponeerd door Yasper Molle en live uitgevoerd door Timo Dries, Yordi Petit en Shanice Redan) voegt intensiteit toe met ruige jazz, stemmige rock of zacht pianospel.

Kolf is geweldig in zijn rol: hij speelt Benny baldadig, charmant en uitdagend. Hij overtuigt als iemand die vol liefde zit voor zijn moeder, vriendin, broertje en zelfs zijn harde vader, maar die ook plots rood kan zien en tot geweld overgaat. Helaas gaat de ontwikkeling van bang, huilend jochie naar vechtersbaas wel ongeloofwaardig snel.

Ook had het script hier en daar wat meer ruimte mogen laten aan het spel, in plaats van te leunen op de tekst. Zo wordt na het vertrek van hun vader Benny de vader die zijn jongere broertje Chris (Sidar Toksöz) niet meer heeft, wat we begrijpen doordat hij Chris leert boksen zoals zijn vader hem dat voordeed. Dat Benny letterlijk zegt dat hij het gapende gat dat zijn vader achterliet wilde opvullen, is daarmee onnodig en haalt juist zeggingskracht weg bij de stotende handen.

Er zijn ook genoeg subtielere momenten. Benny’s vader (eveneens gespeeld door Toksöz) verhaalt op een gegeven moment over zijn migratie naar Nederland, waarbij hij zijn eigen strenge vader achterliet. Hij zet dan een Arabisch lied in en het maakt niet uit of je hem wel of niet verstaat; zijn rauwe stem snijdt door je ziel en maakt zijn verlangen naar het land van herkomst voelbaar.

Opvallend is wel dat de vrouwelijke personages (Benny’s moeder en zijn vriendin Naomi, beiden gespeeld door Sophie Höppener) zich slechts verhouden tot de mannen en hun gevoelsleven niet verder lijkt te reiken dan liefde of zorg.

Daartegenover staat de complexiteit van het personage Chris, die een andere dimensie toevoegt aan het doorgeven van ideeën over masculiniteit. Want waar Benny zijn vader altijd geïdealiseerd heeft, ziet Chris wel diens tekortkomingen. Dat gaat gepaard met zelfhaat, want kwam het niet door zijn geboorte dat hun vader hen verliet? Dat Benny de vaderrol overneemt is ergens mooi, maar dat hij Chris geweld bijbrengt in plaats van hem te leren zijn verdriet toe te staan is uiteraard ook tragisch.

Zo gaat de voorstelling over de verantwoordelijkheid voor een ander, de verantwoordelijkheid van een man voor een andere man – en dan dus niet alleen van vaders voor zonen, maar ook mannen in een ander familieverband. Aan het eind blijkt Chris’ verhaallijn misschien wel het belangrijkst (maar wat wil je, als een broer en een zus samen een stuk schrijven): het is niet Benny die verlossing kan kennen, want hij is al dood. Het is broertje Chris, in wie de hoop schuilt dat hij een leven kan leiden waarin er ruimte is voor tranen.

Foto’s: Bas de Brouwer