Op donderdagmiddag 15 februari 1894 wandelt de zesentwintigjarige Martial Bourdin richting Greenwich Park, met onder zijn arm een tijdbom. Zijn doel: een aanslag plegen op het Koninklijk Observatorium, dat tien jaar daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. IJkpunt van de alsmaar doordenderende tijd. Bourdins aanslag mislukt; zijn bom explodeert voortijdig, en hij wordt zwaargewond maar aanspreekbaar naar het ziekenhuis gebracht, waar hij een half uur later overlijdt. Hij zei geen woord; geen namen, geen motief. Was Bourdin een terrorist of een visionair?

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten gefascineerd door deze gebeurtenis en de schimmige, onuitgesproken motieven van de Franse anarchist. Op een buitenlocatie in Leidsche Rijn, de Utrechtse wijk waar ze met het Nieuw Utrechts Toneel elk jaar een zomervoorstelling op locatie brengen, onderzoeken ze zijn drijfveren, de parallellen naar deze tijd en hun eigen relatie tot tijd en tijdsdruk.

Het deed me qua insteek denken aan Geheim, de prachtige zomervoorstelling die Nottrot en Leene twee jaar geleden brachten, waarin ze door een persoonlijke familiegeschiedenis te reconstrueren, hun eigen ouderschap onderzochten – ze hadden toen net samen een dochtertje gekregen. Die zorgvuldige, gedetailleerde theatrale reconstructie, waarbij feiten en fictie elkaar versterken en inwerken op hun persoonlijke beslommeringen in het nu, is ook nu weer een grote kwaliteit van de voorstelling. Het biedt gekaderde ruimte voor Nottrot om zich te verliezen in zijn kinderlijke enthousiasme, en schept bovendien ruimte voor Leene voor mooi, ingetogener spel als tegenwicht.

De denderende tijd is een dynamische productie waarin het verhaal van de terrorist, conceptuele gedachten over tijd en een inkijkje in het privéleven van de makers voortdurend door elkaar versneden worden, in een heldere eindregie van Daniël van Klaveren. Midden in de bouwput die als speelvloer fungeert, illustreert muzikant Pascal van Hulst de terrorist en voorziet de voorstelling van prachtige muziek.

Terwijl de geschiedenis van Bourdin steeds uitgebreider wordt ingevuld en zijn mogelijke drijfveren opnieuw worden afgewogen, zien we korte intermezzo’s die zich afspelen bij Nottrot en Leene thuis. Hij is altijd druk, propt een kwartier in een minuut, tot grote ergernis van haar, die alsmaar achterblijft met de rommel waar hij vervolgens geen tijd meer voor had.

Als reactie op de tijdsdruk en de toenemende verplichtingen die ouder worden met zich meebrengt, heeft Nottrot de neiging om tijd simpelweg te ontkennen: ‘Als ik alles doe wat ik moet doen, doe ik niets.’ Leene maakt zich op haar beurt zorgen om het verval, maar kan er niet precies de vinger op leggen. De persoonlijke insteek, hun eigen relatie tot tijd en hoe ingewikkeld het is dat goed te duiden, wordt soms overschaduwd door de vorm waarin deze scènes gegoten zijn. Hoewel hilarisch en herkenbaar, blijven deze fragmenten door dat voortdurende gekibbel ook wat te veel aan de vlakke kant.

Mooi is het moment in de reconstructie van Bourdins aanslag, waarop Nottrots hang naar feitelijkheden ontoereikend blijkt en Leene haar (romantische) fantasie op de zaak loslaat. Dan dringt de thematiek zich echt aan hen op, en komen ze zowel als theatermaker en partner recht tegenover elkaar te staan. Volgens Nottrot zou Bourdin een visionair kunnen zijn, maar Leene oppert hem als gekwelde romanticus. Hier werken de verschillende onderdelen van de voorstelling, die lange tijd wat los van elkaar blijven staan, mooi op elkaar in.

Na de voorstelling dendert de tijd bovendien nog eens aan het publiek voorbij tijdens een uitstekend driegangendiner in de openlucht, speciaal voor de voorstelling samengesteld door kok Serge Hogenbirk. Dat diner wordt bovendien onderbroken door een werkelijk razend spannende open air escape-room, waarin de tijd letterlijk in sneltreinvaart wegtikt en het publiek in een inventief spel puzzels en codes moet kraken om de bom in ons midden op tijd te ontmantelen.

Foto: Paul Hoes