Stuwende beats, een rauw stemgeluid en licht vervreemdende liedteksten vormen het handelsmerk van Flip Noorman. Met deze ingrediënten heeft hij in korte tijd een zekere faam verworven in de Nederlandse kleinkunstwereld. De optredens van Flip en zijn begeleidingsband De Noormannen bieden een vuige sfeer die iets onmiskenbaar aantrekkelijks heeft, en ook iets duidelijk eigens. Hun act beweegt zich op het grensvlak van theatervoorstelling en popconcert. Dat dit niet alleen een kracht, maar ook een zwakte kan zijn, bewijst Noormans nieuwste show De Big One.

Muzikaal is deze show uitermate sterk. De Noormannen spelen strak en Flip slingert met veel overtuiging zijn teksten de zaal in. Regelmatig word je meegesleept door het opzwepende spel van de pianist of de aangenaam diepe bassen van de saxofonist. Nummers als ‘Arum chachacha’ en ‘Leve onze zanger’ tonen het tegelijk swingende en onheilspellende Noorman-geluid in optima forma.

Ook de vormgeving van de voorstelling is fraai. Zowel het decor als de kostuums zetten de sfeer neer van een negentiende-eeuwse freakshow. The Big One is dan ook de naam van een bekende Amerikaanse freakshow uit die tijd. Daarnaast worden op een scherm in het midden beelden geprojecteerd die zijn gemaakt door kunstenaar Daniël van Nes. Hij ontwierp tevens de hoes van het gelijktijdig met deze voorstelling uitgekomen album. Het zijn ietwat geabstraheerde beelden, die vaak zowel iets religieus als iets lugubers oproepen.

De freakshow dient tevens als thematisch raamwerk van de voorstelling. De baas van de Amerikaanse freakshow The Big One was ook dominee, zo vertelt Noorman ons. Hij zag zijn freaks als een afschrikwekkend voorbeeld voor het publiek en een teken van Gods woede over de zondigheid van de mens. In zijn show speelt Noorman met dit religieuze motief. Hij presenteert zichzelf als een dominee, steekt vlammende preken af. De zin ‘Vandaag zullen we bidden voor de dolende zielen’ keert als een soort mantra steeds weer terug. Maar Noorman predikt daarbij juist het evangelie van de freaks en de verworpenen: ‘Wie niet in de war is, is pas echt in de war.’

Maar helaas komt deze domineesact niet echt goed uit de verf, vooral omdat Noorman te weinig consequent is in zijn spel. Regelmatig laat hij het masker van de prediker vallen en toont zich de casual popartiest, die zonder verdere opsmuk zijn volgende nummer aankondigt en daarbij de persoonlijke anekdote niet schuwt. Die momenten ogen rommelig en halen de spanning uit de voorstelling. Bovendien maken ze de show erg uitleggerig. Noorman vertelt ons wat hij met zijn programma wil zeggen en wat alle decorstukken betekenen. Liever had hij het gelaten bij het tonen van die zaken. Anders gezegd: meer theater, minder concert.

De muziek van Flip Noorman blijft intussen een grote aanrader. Het nieuwe album, waarop alle nummers uit de voorstelling zijn terug te vinden, vormt een aanwinst voor de Nederlandse liedcultuur en verdient vele luisteraars.

Foto: Lindy Balduk