Goed dat mimetheatergroep Bambie de gelegenheidsvoorstelling in het kader van Theater Na de Dam nog 2 dagen doorspeelt. En eigenlijk zouden de acht performers en die ene onverstoorbare orgeldraaier De beschieting op de Dam ook nog op zondagmiddag 7 mei in Frascati moeten presenteren. Dan is het precies 78 jaar geleden dat om 15.00 uur, op een steenworp afstand, een verscholen groep van de Duitse Kriegsmarine vanuit herensociëteit De Groote Club onverwacht het vuur opende op een feestende massa die al de bevrijding inluidde.

Het was de dag voor de intocht van de Canadezen. Dus Amsterdam was helemaal nog niet bevrijd, vertelt stamboomonderzoeker Ludmilla van Santen na afloop van de voorstelling. Zij zette zich jarenlang vrijwillig in voor onderzoek naar de slachtoffers van dit bizarre drama en wist met Norbert-Jan Nuij in het boek Drama op de Dam (2017) de 32 doden te portretteren die, zo vertelt dramaturg Marijn van der Jagt tot haar grote verbazing, niet als oorlogsslachtoffers geregistreerd staan omdat ze ná de capitulatie vielen. Er kleven nog veel meer losse eindjes aan deze dramatische gebeurtenis, die bijna smeekt om verbeeld te worden vanwege alle theatrale contrasten die hier, op deze iconische plek op dit iconische moment samenkomen.

Toch heeft regisseur Jochem Stavenuiter niet gekozen voor het tekstueel becommentariëren of uiteenrafelen van allerlei historische controverses. Integendeel. Met lichte schroom, bijna zacht en voorzichtig alsof ze porselein kunnen breken, stappen acht mimespelers uit verschillende generaties woordeloos in de lijven van ‘personages’ die aanwezig waren op de Dam, op die noodlottige zevende mei. Met een hoedje, baret en pet, een colbert en een regenjas gaan ze stapvoets terug in de tijd. Soms schuifelen ze op knieën voorbij om kinderen te visualiseren. Soms slepen ze iemand aan de haren weg om het beschimpen van verraders te verbeelden.

Het is behoorlijk wennen dat Bambie zo veel fysieke scènes bijna letterlijk probeert te verbeelden, zoals het uitdelen van ijsjes, het draaierig worden van het dansen en het fouilleren van aanwezigen. Het heeft zelf iets amateuristisch, vooral door het wapperen met witte zakdoeken uit broekzakken en het rekken van een rode lap uit een rugpand (als naïef symbool van een wond). Terwijl de professionele performers, waaronder ‘oude rotten’ als Feri de Geus en Jeannette van Steen en jong talent als Odin van Diepen en Daphne Masé, tot zo veel meer in staat zijn. Ervaren spelers als Paul van der Laan en Nathalie Smoor lukt het wel meer verschillende emoties te leggen in hun fysieke spel van verbazing, verrassing en verbijstering.

Toch ontrafelt de combinatie van vertraagd oprekken en soms weer versneld indikken van de tableaus wel een dieper liggend verhaal van angst, paniek, chaos en ontreddering. De vervorming van emoties wordt versterkt door de nieuwe compositie van Eef van Breen, live vertolkt door orgeldraaier Joris ten Have. Zijn straatorgel van G. Perlee staat symbool voor de enige ‘veilige haven’ op dat onbarmhartige grote plein: draaiorgel Het Snotneusje. Daarachter probeerden wegkruipende mensen buiten schot te blijven. Van Breen verwerkte hier en daar nostalgische flarden uit klassiekers als Tulpen uit Amsterdam maar zorgt vooral stotterende klanken met stevige dissonanten en veel signaalgeluiden (zoals sirenes en luchtalarm). Na afloop legt de componist uit met welke beperkingen hij te maken kreeg in zijn eerste compositie voor gekapte orgelboeken. Dan wordt het duidelijker hoe de snerpende muziek de door paniek vervormde getuigenissen symboliseert.

Veel wordt verhelderd tijdens het zinvolle nagesprek. En het publiek ontroert met een scala aan vragen en reacties. Zo zag een van de toeschouwers de dag waarop haar opa de dood vond tot leven worden gebracht, een gebeurtenis waar binnen haar familie  nooit meer over is gesproken. Dat is wat Theater Na de Dam met zijn vele gelegenheidsvoorstellingen teweeg kan brengen: erkenning voor (verzwegen) ellende door deze benoembaar en voorstelbaar te maken.

Foto: Jorn Heijdenrijk