In zijn voorlopig laatste soloprogramma Dat zie je een ander niet doen komt een estafette aan oude bekenden voorbij. Cabaretier Bert Visscher wil niet stoppen op zijn hoogtepunt, maar stoppen mét zijn hoogtepunten. Zijn publiek mocht verzoekjes insturen voor deze onstuimige afscheidscompilatie.

Bert Visscher werkt in zijn programma’s met een vast recept: hij bedenkt een (flink uitwaaierende) rode draad die volstrekt uiteenlopende sketches losjes met elkaar verbindt. Doorgaans staat daarin een andere variant van dezelfde in de steek gelaten antiheld centraal, die tegen beter weten in toch voortploetert en daardoor even komisch als tragisch is. De ene keer is dat een circusartiest zonder publiek (Jammer, 1992), een andere keer een eenzame stationschef op een perron waar nooit een trein stopt (Voor ons hoeft het niet, 1999). In Dat zie je een ander niet doen is die voortploeterende antiheld een veel te drukke cabaretier die sinds de corona-uitbraak in maart 2020 in de kleedkamer van een theater gekooid zat en nu ineens een uitverkochte zaal voor zijn neus heeft: Bert Visscher zelf, dus.

Dat is een mooie slotconclusie van veertien soloprogramma’s en ruim veertig jaar podiumervaring: achter plaksnorren, pruiken en de meest absurde kostuums schuilt natuurlijk gewoon een komiek die een publiek wil ontmoeten, die wil ploeteren en pas bestaansrecht heeft als zijn kolder wordt beantwoord met een goeie lachsalvo. Dat zie je een ander niet doen is daarmee ook een ode aan dat publiek. In diverse media liet Visscher het afgelopen jaar weten dat hij met deze voorstelling afscheid neemt als soloartiest in het theater – al houdt hij een flinke slag om de arm – en riep het publiek op verzoeknummers uit zijn oeuvre in te zenden: legendarische sketches die ze nog één keer op het podium willen zien.

Dus projecteert Visscher, onder het motto ‘u vraagt wij draaien’, nog één keer Petersons vogelgids op een diascherm (Voor ons hoeft het niet), kijken we via een online-inburgeringscursus naar typisch Hollandse belachelijkheden (Afijn, 2010) en neemt hij de zaal weer mee in zijn legendarische bloemschikcursus (Fijne nuances, 1994). Het zijn iconische koldersketches, die moeiteloos de tand des tijds hebben doorstaan. Visscher weet op het oog onbeduidende zaken in mum van tijd uit proportie te trekken, waardoor we haast niet doorhebben dat we vaak eigenlijk ook om onszelf lachen.

Het publiek – dinsdagavond was dat een uitverkocht én uitzinnig Amare in Den Haag – komt duidelijk voor een groot gedeelte uit nostalgische overwegingen. Een personage als de oorlogsveteraan (Geluk zit in hele grote dingen, 1999) wordt door de zaal onthaald als een oude vriend.

Visscher staat met een vergelijkbare energie op het podium als in zijn hoogtijdagen in de jaren negentig. Zijn uitvoering is technisch onverminderd sterk en vaak ronduit hilarisch, al voelen sommige nummers anno 2023 wel enigszins belegen. De cursus vegetarisch koken en de campingparodie bogen inmiddels meer op herkenning dan op originaliteit. De vele oerflauwe schoonmoedergrappen krijg je er bij Visscher (of je nu wil of niet) altijd gratis bij, maar bijvoorbeeld het nummer rondom de stewardess (Zelden zoiets gezien, 2014) – waarin hij een vrouw met overgewicht in een te smalle vliegtuiggang situeert – voelt inmiddels pijnlijk misplaatst. Voor de duidelijkheid: je mag overal grappen over maken, maar makkelijk scoren met middelmatige humor en ondertussen wel vrolijk allerlei problematische normatieve ideeën (in dit geval over wat als mooi wordt gezien en hoe we uiterlijk vervolgens koppelen aan karakter) herbevestigen, is ook voor Visscher simpelweg een zwaktebod.

Visscher wordt ook even persoonlijk, als hij vertelt over de prostaatkanker die vorig jaar bij hem werd geconstateerd en de behandeling die hij daarvoor ondergaat. Het levert het mooiste nummer van de avond op: als hij vertelt hoe hij tijdens een MRI-scan met een arts een potje zit te mikado-en met zijn geslachtsdeel, toont Visscher zich kwetsbaar zonder dat hij zijn voorliefde voor uitzinnige kolder verliest.

Dat zie je een ander niet doen begint en eindigt met een truc, en tussendoor trekt Visscher zijn hele trukendoos open. Het gaat snel, het is veel en het leidt nergens naartoe, kortom: het is Bert Visscher, nog één keer.

Foto: Bertil van Wieren